1. De klos
    (24 mei 2025)
  2. Knap gedeformeerd
    (18 april 2020)
  3. Iets warmers
    (11 april 2020)
  4. Tot snel
    (28 maart 2020)
De klos
leestijd: 6 min

Om zeven uur 's ochtends begint standaard het geklos van de bovenbuurman. Joseph heet hij, als ik me niet vergist, of Heinrich, en zijn vriendin heet volgens mij Magda. Elke werkdag word ik door zijn gestommel gewekt, als mijn persoonlijke zij het ongewenste wekker. Ik wil echter niet zo'n onuitstaanbare buurman zijn die constant klaagt over geluidsoverlast (Constant wil constant de kontstand). Ik wil helemaal geen buurman zijn, maar ik heb geen keus, dus daar zal ik evenmin over klagen. Daarbij kan de buurman er niet zoveel aan doen, hij moet naar zijn werk en het pand is gehorig. Welk werk hij doet weet ik niet. Het zal vast iets zijn waarbij laarzen vereist zijn. Het zou me niets verbazen als ik om zeven uur mijn deur open ik mijn buurman in SS-uniform inclusief zwarte laarzen voorbij zou zien marcheren, klaar voor een nieuwe werkdag in het concentratiekamp. (Ik heb nog geen honderdvijftig woorden geschreven en kom al met een Godwin. Dat belooft wat.)

Dinsdag was ik evengoed ruim voor het geklos wakker. Ik had mijn eigen wekker gezet. Ontwaakt uit gejaagde dromen waar ik me niets van kon herinneren, zat ik om zes uur gestrest aan mijn eerste bak koffie. Het huis moest aan kant gemaakt worden, want om negen uur kwam de eigenaar van het huurappartement langs met een bouwinspecteur van de gemeente Rotterdam teneinde het gehele pand te inspecteren vanwege de wens het pand kadastraal te splitsen. Ik weet niet precies wat dat betekent, maar ik wist wel dat ik maar beter een goede indruk kon maken, niet in de laatste plaats omdat ik hier feitelijk illegaal verblijf.

Sinds vijf maanden woon ik in deze monumentale ambtswoning aan de Heemraadssingel van oud-burgemeester Drooglever Fortuyn. Voor december, de maand waarin ik er kwam te wonen, hebben ze het pand volledig gerenoveerd en in vijf kleinere appartementen verdeeld. Ik ben hier noodgedwongen terechtgekomen vanwege mijn scheiding, maar het appartement staat wel op naam van Bettina. Het was voor mij als ZZP'er met sterk fluctuerende maandelijkse inkomsten per definitie onmogelijk om een huurcontract te tekenen. Men vindt dan het risico te groot en verkiest dan liever iemand met een vaste aanstelling. De huidige woningcrisis maakt het sowieso niet makkelijk om aan een huis te geraken. Tientallen appartementen heb ik bezichtigd alvorens ik hier terechtkon. En dat was gewoon een gelukje, want de particuliere woningmarkt is toch vooral een loterij.

Dus ik na twee bakken koffie snel douchen en vervolgens de afwas doen, de badkamervloer dweilen, de wasbakken schoonmaken, de wc schrobben, stofzuigen, stof afnemen van de raamkozijnen, dingen boenen om het boenen, etc. In de tussentijd maakte ik me de meeste zorgen over wat ik moest antwoorden als ze zouden vragen wat ik in dit appartement deed. 'Het huurcontract staat toch op naam van Bettina Luijkx?' Ik had bedacht dat ik zou antwoorden dat Bettina op haar werk is en dat ik aanwezig was om de honneurs waar te nemen. Een ander punt van zorg was de halfbakken inrichting van de woning. Overal staan nog onuitgepakte verhuisdozen, het roze stapelbed waarin mijn kinderen in principe de helft van de week zouden moeten gaan slapen is nog niet helemaal in elkaar gezet (de kinderen vinden het vooralsnog toch te spannend om bij papa te logeren, ze houden niet van verandering), er is geen wasmachine aanwezig (mijn was doe ik nog bij Bettina) en er hangen nog geen gordijnen (daar heb ik geen geld voor). Daarbij bevindt zich zwarte schimmel op de roeden van de vensters en twee vensters sluiten niet naar behoren, al is de reparatie daarvan niet mijn verantwoordelijkheid, maar een taak voor de beheerder. Die ik eveneens niet durf te benaderen uit behoedzaamheid daar ik dus niet wil dat ze ontdekken dat ik hier onwettig verblijf. Voor je het weet sta ik op straat en ik vrees dat mijn tere gestel niet gemaakt is voor het harde leven van zwerver. Ik begin al te kokhalzen als ik alleen al denk aan de stank die daklozen verspreiden (al vind ik het idee van alle dagen dronken zijn ergens wel aanlokkelijk). Ik ben te veel gehecht aan gemak of toch op z'n minst aan een dak boven mijn hoofd, daar neem ik een tochtig huis waar de ramen niet goed sluiten wel voor op de koop toe. Iedereen die ernaar vraagt, vertel ik dat ik momenteel zo mooi woon en dat ik alles voor elkaar heb, terwijl ik mijn verhuizing niet eens officieel heb aangegeven bij de gemeente. Ze moesten eens weten, maar dat krijgen ze niet te weten vanwege mijn intrinsieke schaamte.

Om negen uur probeerde ik een beetje tot rust te komen, een preventieve maatregel om elke vorm van achterdocht te vermijden. Wie vertrouwt er immers een nerveuze kerel? Ik pakte een dichtbundel uit een van mijn boekenkasten, maar wat ik ook las, het drong niet tot me door. Het lukte me niet om concentratie op te brengen. Ik wachtte maar en wachtte maar en vervloekte het wachten.

Pas om half tien werd er op mijn deur geklopt. En daar stonden ze, de twee mannen. De eigenaar was grijs, ik vermoed dat hij begin zestig was. Hij was een typische kakker met loafers, een broek van Tommy Hilfiger, een blauw overhemd en een sweathirt van Ralph Lauren inclusief het logo van dat paardje. Het kan ook zijn dat hij kleding van soortgelijke snit aan had. Ik heb geen idee, ik let niet op kleding, ik probeer hier alleen een plaatje te schetsen. Hij droeg voornamelijk een aura van zorgeloze onaantastbaarheid om zich heen, zoals gebruikelijk bij hen die zich verheven voelen boven het plebs. En daar had hij alle reden toe, want laten we eerlijk zijn, tegen welk probleem hij ook zou aanlopen, hij zou dat delegeren naar een of ander mannetje, zodat hij er zelf geen omkijken meer naar had. Me dunkt het grootste voordeel van rijkdom. Mocht ik ooit in zijn ogen een probleem vormen, dan zou hij mij er echt niet eigenhandig uitzetten, maar laten zetten door de daarvoor bevoegde instanties, daar ben ik van overtuigd. Ik had al zo'n vermoeden dat hij een kakker zou zijn, want onderaan zijn mails (die Bettina altijd aan me doorstuurt) staat dat zijn kantoor in Huizen gevestigd is, wat toch onderdeel is van het Hollandsche reservaat voor kakkers. Je zou haast kunnen denken dat ik lieg, zo groot is het cliché, maar ach, uiteindelijk draagt iedereen zijn eigen uniform. Mijn uniform bestond op dat moment uit een trainingspak, omdat ik later die dag nog wilde sporten. Zo uit zich de midlifecrisis bij iedereen op zijn eigen wijze. De andere man, de bouwinspecteur, schatte ik begin dertig, hoewel hij reeds kalende was. Hij was gekleed als een grijze muis, zoals een ambtenaar betaamt, in spijkerbroek en overhemd afkomstig van de confectierekken uit een groot warenhuis. Het klembord in zijn handen met formulieren waarop puntsgewijs stond aangegeven wat hij moest controleren, liet geen twijfel bestaan: hij was hier slechts met één doel (dat kunnen we meteen afvinken), namelijk de regels opvolgen, daar wordt hij tenslotte door het belastinggeld van de gemeenschap voor betaald.

De inspectie duurde alles bij elkaar nog geen kwartier, mijn appartement is dan ook niet zo groot. Ik sprak amper met ze. Alles om ze maar niet op te houden. De conclusie was dat er een extra brandalarm in de slaapkamer moest komen (de kamer waar dus mijn kinderen zouden moeten komen te slapen, ikzelf slaap in de woonkamer en meer kamers heb ik niet) en dat de twee stalen helften (één aan de muur, de ander aan de deur) van de deurdranger nog aan elkaar vastgemaakt moesten worden.

Aan het eind van hun bezoek zei de eigenaar wijzend naar mijn boekenkasten: 'Wat heb jij veel boeken.' Direct voelde ik zo mogelijk nog meer afkeer voor hem. Altijd weer die banale opmerking van half-analfabeten, die inmiddels de norm van dit land schijnen te zijn, als ze mijn boekenkasten zien, en dan ook altijd met zo'n denigrerend toontje. Hij vroeg nog net niet of ik ze ook allemaal gelezen had. De bouwinspecteur zei daarna: 'Ze zeggen toch dat je iemands karakter kunt herkennen uit de boeken die die persoon leest.'

Meteen begonnen mijn exemplaren van Turks Fruit, Tjeempie! of Liesje in luiletterland, Meisjespijn, Lolita, Women, Justine of De tegenspoed der deugdzaamheid, Juliette of De voorspoed van de ondeugd, Ik Jan Cremer, Liever anaal, In de schaduw van mijn lul en de bijbel te fluoresceren. Zo leek het toch. Ik ben nu eenmaal een liefhebber van pikanterieën. Evengoed ging ik niet in op zijn opmerking. Waarom zou ik hem vertellen wat mijn karakter is? Ik ging toch zeker niet met hem daten. Ik vermoed wel dat de aanwezige heren woorden zouden gebruiken als fossiel, tijdverkwister en nerd of termen van gelijke strekking om mijn karakter te kenschetsen. En daar zouden ze op zich geen ongelijk in hebben. Maar dat is uiteraard niet de essentie van lezen. Ik voelde echter niet de behoefte aan hen uit te leggen welk een sensatie het is om je te verliezen in een boek.

Daarna zei de eigenaar: 'Ik heb begrepen dat jullie (hij doelde op alle bewoners van het pand) een gezamenlijke groepsapp hebben. Daar zou ik ook graag in komen. Dan weet ik wat er speelt en kan ik adequaat handelen.' Ik antwoordde: 'Dat lijkt me geen probleem. Ik zal het nog even met de rest overleggen.' De dictator, in zijn Hillfiger huisjesmelkpak die al jaren over de datum is, wil ons in de gaten houden, maar dat zei ik niet hardop. In plaats daarvan gaf ik beide mannen een hand en bleef staan tot ze de deur achter zich dichttrokken. Voor nu was het gevaar van uithuiszetting afgewend, ik was nog niet de klos. Maar voor hoelang is uiteraard de vraag, een vraag die me het meeste angst inboezemt en me nachten lang wakker kan houden, vergelijkbaar met de angst voor terminale ziektes als kanker.

Knap gedeformeerd
leestijd: 3 min

Een vriend van de middelbare school, waar het contact mee verwaterd is, lijkt het een leuk idee om weer eens af te spreken. Via Facebook hint hij erop dat Faith No More binnenkort naar Nederland komt. Daar reageer ik niet op. Dan doet hij een concreet voorstel om samen naar de musical Lazarus van David Bowie in het DeLaMar Theater te gaan. Ik geef eerlijk toe dat ik dat niet zie zitten. Ik beleef geen plezier meer aan concerten, theater- of bioscoopbezoek. Ik kan de concentratie niet opbrengen om me mee te laten voeren. Er zijn simpelweg te veel externe prikkels waar ik me aan erger. Ik zit niet te wachten op wildvreemden die in mijn nek hoesten of naast mijn oor hun weekend doornemen. Als ik van de schone, uitvoerende kunsten wil genieten dan doe ik dat liever thuis. En mocht het gebodene me gaan vervelen kan ik het altijd uitzetten wanneer het mij zint.

Onlangs was ik nog naar TaxiWars in LantarenVenster geweest. TaxiWars is een hobbyproject van Tom Barman. Op plaat klinkt de jazz aangenaam, maar live waren de bandleden uitermate slaapverwekkend. Ze kunnen wel spelen, daar niet van, maar ze zijn niet heavy. Er werd slechts op safe gespeeld. Er was geen enkele verrassing. De spastische dansbeweginkjes van Tom Barman konden dat gebrek niet verbloemen. Ik neem sowieso aan dat hij zo danst om hip over te komen, maar het zag er vooral aanstellerig uit. Ik voelde me persoonlijk beledigd. Ik besloot ter plekke dat het mijn laatste concert zou zijn.

Het ticket van het bewuste concert, dat ik destijds geprint had, heb ik nog steeds in mijn jaszak zitten. Ik gebruik het nu als bescherming tegen blubber en andere viezigheid wanneer ik mijn fietstrommel open. Die is namelijk alleen te openen wanneer je met je voet op de beugel gaat staan. Maar wanneer je hem wilt sluiten moet je die beugel wel vastpakken om hem omlaag te trekken. Dezelfde beugel dus waar iedereen met zijn vieze schoenen al op heeft gestaan. Daar is niet over nagedacht toen dat systeem werd bedacht, dat weet ik zeker, maar dat is weer een heel ander verhaal.

Ik weet niet waarom ik me toch telkens weer laat verleiden om naar concerten van Tom Barman te gaan. Het zal het verlangen zijn om de magie van de eerste keer te herbeleven. Het verlangen om weer betoverd te worden. Hoe ouder je wordt, hoe minder eerste keren er overblijven. En te laat besef je dat je ten volle had moeten genieten van die eerste keren; de wrede ironie van het leven.

De eerste twee platen die Tom Barman met dEUS maakte, vind ik nog steeds van ongekende kwaliteit. Het is nog steeds heerlijk om me helemaal onder te dompelen in die gestructureerde waanzin. Na het vertrek van mede-bandlid Stef Kamil Carlens ging dEUS helaas meer en meer stadionrock maken (bij gebrek aan een betere genreaanduiding). Elk concert dat ik daarna zag viel tegen. Als je geen AC/DC of Kiss bent, moet je geen stadionrock willen maken, vind ik. Dan produceer je alleen maar holle bombast en je platen worden zielloos gelikt.

Ook zijn optreden bij Zomergasten vond ik stuitend. Er zat een man die niets te vertellen had, een man zonder verhaal en zonder daadwerkelijke interesse voor wat dan ook, zonder obsessies, laat staan diepgang. Het was een aanfluiting. De held van weleer viel van zijn voetstuk. Het deed me pijn in mijn hart.

Misschien moet Barman zich weer eens toeleggen op het regisseren van een speelfilm, want zijn Any Way the Wind Blowsstaat nog steeds als een huis.

De verwaterde vriend vindt mijn uitleg knap gedeformeerd. Ik weet niet zo zeker of het knap is. Daarna stelt hij voor om dan maar naar het theaterconcert 75 'Dat kun je wel zien dat is hij' van Herman van Veen in het Nieuwe Luxor te gaan. Ook daar had ik nee tegen gezegd, maar corona was me voor.

Iets warmers
leestijd: 4 min

Over die keer dat Karel en ik in een bordeel belandden

Dit wordt geen sensationeel verhaal. Karel en ik belandden in een stripclub, er was niets aan en dat was het. Ik wil het alleen opschrijven omdat het anders misschien verloren gaat. Nog nooit heb ik deze anekdote aan iemand verteld, zelfs niet aan Elise, en ik heb Karel er verder ook nooit meer over gehoord. Al neem ik wel aan dat hij het aan Marjan heeft verteld. Ik weet dat hij praktisch alles met haar deelde. Ze hadden een bijzonder hechte relatie. Alles is misschien wat te sterk uitgedrukt. Ik ga er vanuit dat Karel niet over elk toiletbezoek in geuren en kleuren vertelde, hoe de substantie erbij lag, hoe het rook en welke kleur zij had. Maar als ik Karel in vertrouwen nam over om het even welke stommiteit ik nu weer had uitgevreten zei hij altijd: 'Niemand komt het te weten, behalve Marjan.' Daar had ik altijd vrede mee.

Ik (en wellicht dus ook Karel) heb(ben) het nooit aan iemand verteld omdat het verder ook geen interessant, spannend of grappig verhaal is. Het was woensdag 20 april 2016. We hadden een optreden in Perdu te Amsterdam. De datum en plaats weet ik nog zo goed omdat we op tour waren met de Doos van Passage. Die doos (letterlijk) bevatte tien dichtbundels van auteurs uit het fonds van uitgeverij Passage. Karel en ik hadden ook allebei een bundeltje in die doos. Het was een aangename avond. We maakten kennis met de dichter Jan Kal, wat een zeer aimabele man bleek. Een jaar later kwamen we hem weer tegen tijdens het Woord in Ruigoord. Karel herkende hij meteen, maar toen hij mij zag ging er geen enkel belletje rinkelen. Dat effect heb ik nu eenmaal op mensen.

Ook een neef van Karel was aanwezig in Perdu. Ik zag hoe trots hij was dat hij een schrijver in de familie had. Ik meende bij Karel juist een zekere gereserveerdheid te bespeuren. Hij zat niet te wachten op deze familiereünie. Zoals dat wel vaker met ons ging waren wij de laatsten die de toko verlieten. Nou ja, we werden gesommeerd het pand te verlaten. Hoewel het al bijna lente was, was het een koude nacht.
'Ik wil nog wel iets drinken,' zei Karel.
'Wel ergens waar het warmer is,' zei ik.
'Zoek je iets warmers?' vroeg de neef van Karel met een twinkeling in zijn ogen. 'Kom maar mee. Ik weet wel iets.' En weer zag ik de trots bij de neef. Hij mocht zowaar twee schrijvers op sleeptouw nemen door nachtelijk Amsterdam.

Na wat leek op een kruip-door-sluip-door-route kwamen we ergens in een steeg aan bij een gesloten deur waar een uitsmijter voor stond. De neef knikte naar hem en zei dat wij bij hem hoorden. Het was duidelijk dat de neef hier vaker kwam. De uitsmijter opende de deur en wij mochten naar binnen. De inrichting verried direct dat we ons in een stripclub annex bordeel bevonden, maar anders hadden de halfnaakte, dansende vrouwen dat wel verraden. Dat was niet wat ik voor ogen had, toen ik zei dat ik iets warmers wilde.

Een schaars geklede dame kwam op mij af en vroeg of ik zin had in een goede tijd. Verschrikt schudde ik mijn hoofd. Ik had daarbij ook geen cash op zak. Karel nam stoïcijns plaats aan de bar en zei tegen me: 'Ik vind het bier hier wel wat duur.'

Dat was het. Meer is er niet gebeurd en jullie kunnen niets bewijzen. Het kwam bijvoorbeeld niet eens in me op om al was het maar één van die strippers over te halen om weer naar school te gaan om haar studie af te maken. Dat zou ik nog eens een uitdaging vinden.

Tot snel
leestijd: 2 min

Op de uitvaart van Deelder zegt een dichter tegen me: 'Ik heb een hekel aan zulke massale bijeenkomsten. Er zijn te veel prikkels. Daar kookt mijn ADHD van over. Maar nu, na vijf bier en in gezelschap van aardige mensen die ik ken, gaat het wel.'

Ik herken wat hij zegt en knik instemmend. De dichter in kwestie is eind dertig en heeft twee kinderen. Een volwassen vent dus. Het is ondenkbaar dat mannen van mijn vaders generatie op zo'n manier hun mentale problemen met elkaar zouden bespreken. Waar hadden die mannen het dan over? Over hun werk, voetbal, politiek, mokkels, mooie wagens. Ook toen hoefde er geen stilte te vallen, maar ze zwegen liever als het graf dan dat ze werkelijk vertelden wat er in ze omging.

Er zijn ook twee dichters aanwezig met wie ik maar wat graag het bed zou delen. En dat hoeft niet per se tegelijkertijd of überhaupt in een bed. Het zal hoe dan ook nooit gebeuren, want ik zal nooit avances maken. En verder zie ik een dichter in een bontjas en ik zie een dichter met exact zo'n zelfde Ray Ban als Hunter S. Thompson droeg. Wat zijn dichters eigenlijk toch aanstellerige aandachtshoeren. Ik weet zeker dat ze elke ochtend glitters eten als ontbijt zodat ze de hele dag kunnen shinen.

In het condoleanceregister wil ik een paar mooie woorden van dank plaatsen aan Deelder voor alles wat hij voor me heeft betekend, maar ik heb inmiddels ook al wat biertjes op en in plaats daarvan schrijf ik 'Tot snel'. Hoe pathetisch! Gezien vanuit het eeuwig perspectief heb ik natuurlijk wel gelijk. Toch schaam ik me voor die opgetekende woorden. Zo gaat het nou altijd bij mij, zodra ik een voet buitenshuis zet, gebeurt er iets gênants; zie hier de kern van mijn literaire werk.

Ari leest voor haar vader het gedicht Maar we zouden niet vergeten dat van Bert Schierbeek voor. Ik geloof direct dat die twee enorm veel gelachen hebben. Daarna loop ik de hal uit, over de speciaal voor de gelegenheid neergelegde zwarte loper, en steek een sigaret op. Buiten is het mistig en wordt er vuurwerk afgestoken.

Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Daniël Dee (Zuid-Afrika, 1975) is voornamelijk dichter. In 2013-2014 was hij zelfs stadsdichter van Rotterdam. Tegenwoordig schrijft hij ook stiekem proza. Hij bezit alle platen van De Fuckups. Foto: Lenny Oosterwijk