1. Ken uw plaats
    (20 december 2025)
  2. De ware
    (12 juli 2025)
  3. De heer Alzheimer
    (16 november 2024)
Ken uw plaats
leestijd: 1 min

Op de terugweg van de hoofdstad overvalt de mannen, tijdens het driftig sturen op de weg, een enorme honger. Het treft dat een eetgigant naast de snelweg een enorm etablissement heeft neergezet, middenin het weiland. Er wordt zwijgend gekaand en ondertussen wordt er zwijgend gestaard op meegetorste papieren. Twee mannen zijn gekleed in een kostuum, de derde man houdt het met een wollig aandoend vest voor gezien. Het vest zegt: 'Ik denk dat één euro de vierkante meter een prima uitgangspunt is.'

Hij klinkt wat zeurderig, tegen het wanhopige aan. Beide pakken kijken zuur. De grootste man trekt zuinig de neus op en zegt met een hautain timbre: 'We zitten hier wél om geld te verdienen, Evert. Ik wil geld verdienen, Hans hier wil geld verdienen. Ik neem aan jij ook. Maar zet eerst maar neer, Evert. Ik wil graag wat concreter worden. We hebben handvatten nodig voor de komende maanden. Ik heb wel vaker rare uitspraken gedaan, maar ik voorspel wel degelijk nog moeizame ...eh...maanden.' Hij kijkt rond alsof hij zojuist succesvol een aria volbracht heeft en een staande ovatie ondergaat. Hij snuift er licht bij, zodat het geheel als een nogal matige imitatie overkomt van Dr. Klavan, een vrij belachelijk typetje van vroeger, van komieken Koot en Bie.

Evert schrijft intussen, met de neus bijna op het papier, het bedrag van een euro per vierkante meter op een groot, uitgeprint spreadsheet. De tweede man in het pak is Hans. Hij kijkt naar buiten en friemelt bedachtzaam aan zijn neus, een bij hem prominent ontworpen exemplaar. 'Ja goed. Schrijf maar op, Evert. Kunnen we eerst verder.' Dan praten de mannen over te verhuren oppervlaktes, die je uitdrukt in vierkante meters. De prijs per vierkante meter is essentieel. De verhuurtermijn en de staat waarin het geheel verkeert. De mannen snappen blijkbaar zelf wel wat ze zeggen. Na een uur staan de heren als één man op. 'Zeg, prettig weekend,' zegt de lange man in het pak. 'Ja nou, ik frunnik nog wat met de cijfers, dus we hebben nog wel contact denk ik,' zegt Evert. 'Doe maar,' zegt de lange man in het pak, 'maar ik kan je niet beloven dat ik reageer. Ik ben er wel, maar ben van plan weinig te doen.' 'Ik neem aan dat ik betaal?' vraagt Evert gedwee. Maar Hans is al bij de uitgang en de lange man beent met flukse stappen weg. 'Ja!' roept hij achteloos.

Even later lopen beide pakdragers voor het raam langs, geanimeerd in gesprek. Ze zijn spoedig uit beeld. Evert is nog bezig met het vest. De knopen zijn lastig. De papieren willen niet goed in de tas. Dan gaat hij richting kassa. Hij knipt dwingend met de vingers om de ober, die de kinderjaren eigenlijk nog net niet achter zich heeft, tot spoed te manen. 'Ober!' roept hij, zéér krachtig. De jongeling haast zich naar de kassa. Met de schouders naar achteren en de borst vooruit begint Evert aan het betalingsritueel.

Einstein zei eens: 'Men hoeft de wereld niet te begrijpen, men moet alleen zijn plaats erin weten te vinden.'

De ware
leestijd: 2 min

De uitspanning aan het water was in de loop der jaren het domein geworden van gekostumeerde heren, die dure zakenlunches wegvergaderden, en gebruinde gezelschappen in de laatste zeilmode, wier ledigheid schijnbaar niet meer om handen had dan roze cocktails wegslurpen in de rieten loungesets die zich aan de waterkant bevonden.

Toch had ik juist hier afgesproken, uit praktisch-geografische overwegingen. Maar aangezien ik wat te vroeg was, bevond ik me in staande positie tussen de loungesets. Vroeger beschikte men over sigaretten om de onnozelheid van slechts staan te maskeren, maar aangezien de walmende tabakstokken danig uit de mode raakten was ik blij dat er tegenwoordig smartphones waren om de handen bezig te houden.

Ik stond nog maar net mijn onmisbaarheid te simuleren toen twee mannen en twee vrouwen voor mij plaatsnamen op een loungeset. Ze waren allen voorzien van sweatshirts over de schouders en achteloze zonnebrillen in het haar. De grap die de man met het pastelgele shirt maakte was zó gelardeerd met keelklanken dat ik me bijna verslikte in zijn aardappel in de keel. Toch bleek hij een uiterst sterke witz te hebben geplaatst want de andere drie personen lachten geaffecteerd.

'Ja zeg,' zei een der vrouwen schalks nalachend, 'stel je voor Wim, dat Aleid hier voor je zou staan te koken, hôh hôh hôh.'
Wim lachtte mee op een wijze die mij naar lucht deed happen. Ik wilde net weglopen toen mijn blik op Aleid viel.

Ze detoneerde enigszins, ze miste het benodigde dédain van nature. Opeens wist ik het. Aleid, natuurlijk. Het meisje uit de Indische Buurt. Ze was tenger, nog steeds trouwens. Op school blonk ze uit in conformisme, een stil meisje op de achterste rij, waarvan veel mensen de naam niet eens wisten. Samen met andere nihilisten op het gebied van geldingsdrang deed ze haar dingen die aan luidruchtige trendsetters totaal voorbij gingen. Ze viel zo weinig op dat niemand haar miste toen ze van school was en mensen elkaar vroegen 'Wie is dat?' toen de lerares Nederlands vertelde dat ze was vertrokken naar een secretaresseopleiding.

En daar zat ze. Met Wim. Het zou me niet verbazen als ze hem, al dienend, verleid had tot inhalig gedrag, toch al zijn meest prominente eigenschap. Maar op dit gebied heb ik het zelden bij het rechte eind.
'Vorige maand héb ik toch een keer voor je gekookt, Wim,' zei ze. Iets te zacht en haar lach was net te verlegen.
'Jaaa!' riep Wim. Jammer dat hij net een toastje met garnalenconfiture in zijn mond had.
'Ach Aleid! Nee zeg! Je méént het! Je hebt voor Wim gekóókt? Wat moest hij daarna voor je kopen?' riep de eerste vrouw neerbuigend.
Aleid werd paars in het gezicht. Wim keek verveeld.
'Maar je vond het toch lekker, moppie?' vroeg ze aan Wim.

'Getverdem-me!!' riep Wim, keihard. Ergens kletterde een vork op de grond en de watervogels hielden even op met kwetteren. Veel hoofden keken naar Wim.
'Zeg nóóit 'moppie!' Dat dóe je toch niet zeg? Getverdemme! Ik lijk Pantoffel Pedro wel. Moppie. Gétver!'
'Nee zeg,' zei de op het oog futloze man naast hem.

De vogels kwetterden weer. Hoofden wendden zich ontgoocheld af. Ans gierde het inmiddels uit, met een hoge lach die deed denken aan een droge scharnier. Wim verplaatste zijn gewicht naar de andere helft van zijn bilpartij en leunde naar de futloze man, die het begrip 'figurant' hernieuwde inhoud gaf.
'Sherry, Berrie?' vroeg Wim.

Aleid keek uit over het water. Haar ooghoek was erg vochtig. De watervogels stegen als één vogel op en scheerden laag over het water weg. Lang keek Aleid ze na. Wim zei iets en Ans en Berrie lachten opnieuw een bombastisch salvo.
Arme Aleid, ze leek me niet gelukkig. In een interview zei Johan Cruijff eens: 'De waarheid is nooit precies zoals je denkt dat hij zou zijn.'
Voor Aleid zou ik willen zeggen: 'De ware is nooit precies zoals je denkt dat hij zou zijn.'

De heer Alzheimer
leestijd: 2 min

Nog maar net had ik een paar moeizame stappen buiten gezet of een heer sprak mij aan.
'Het zonnetje hebben we er mooi bij,' zei hij. Ik keek hem even aan en zag een gezicht dat er ouder uitzag dan de mijne, een toenemende uitzondering. Misschien moet ik de programmeertaal R er eens op loslaten.

'Vanmiddag komt er wel regen,' antwoordde ik, maar beet mijn tong bijna af bij zoveel negativiteit in mijn repliek. Het deed de heer echter niets. Hij keek me blij aan, lief eigenlijk.
'Ik wandel met hem,' zei hij, en hij wees op de stoep. Ik dacht eerst dat er een stuk van het zwanennest even verderop was afgebroken en op de stoep was gewaaid, maar het bleek een hondje te zijn. Het diertje lag er lui bij.

'Hij moet naar de kapper,' zei de heer, alsof hij mijn gedachten kon lezen, 'maar de kapper is op vakantie, en om nou naar een ander te gaan...'
Hij keek me verwachtingsvol aan.
'Nee, nee, ben je mal,' antwoordde ik haastig. Ik keek hem aan. Ik was benieuwd of hij meer wou vertellen. En ja.

'Ik ben bijna tachtig,' zei hij.
'Dat is je niet aan te zien,' zei ik, naar waarheid.
'Ja, nou,' antwoordde de heer. Hij maakte een flauw wegwerpgebaar.
'Ik heb Alzheimer.'

Ik keek naar hem. Hij keek me weer zo lief aan.
'U woont hier?' vroeg hij, wijzend op mijn voordeur waar ik net uit kwam.
'Ja hoor,' zei ik. Zelden spreek ik briljant.
'Wij wonen nu daar,' zei hij, naar verderop wijzend. 'Dat tweede portiek. Ik woonde eerst in een vrij groot huis, maar dat kan nu niet meer. Mijn vrouw is zesenzeventig en die mankeert niks. Maar ja, als ik wat moet doen in huis dan wordt dat niks. Daarom wonen we nu hier.'

Ik vond het zielig. Maar dat zei ik niet. We spraken wat over hoge huren.
'Ik woon nu daar,' zei hij opeens, 'in dat tweede portiek, ik...'
Hij zweeg even.
'Nou ja, daar heb ik weer zo'n zo'n zo'n dingetje.' Hij stamelde een beetje.
'Ach,' zei ik, 'dat geeft toch niks.'

'De dokter zegt dat ik niet steeds stil moet zitten,' zei hij, 'dan gaat het nog wel drie, vier jaar redelijk goed.' Hij bewoog zijn hand erbij alsof hij aan het wikken en wegen was. 'Ik moet wandelen. Ik loop 's morgens dát rondje,' hij wees met een zwaai naar links, 'en 's middags dát rondje,' naar rechts wijzend. 'De hond weet de weg ook.'
'Voor als je het niet meer weet,' zei ik zacht.
'Ja, precies,' zei hij.

We stonden wat. De zon scheen nog, maar vanmiddag zou de regen komen. We namen afscheid. Hij slofte richting tweede portiek, het hondje aan zijn zijde. Ik keek ze na tot de deur achter hen in het slot viel.

Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Gerard Jans (Groningen, 1964) moest vroeger altijd voor de klas zijn opstel voorlezen en ontdekte zo de liefde voor het schrijven. Werd als tiener fan van Simon Carmiggelt, wat doorsijpelde in zijn eigen korte verhalen. Schrijft daarnaast ook zakelijke teksten en gedichten.