1. "Iets zelfgemaakts..".
    (28 oktober 2023)
  2. 'Penis wordt spinet'
    (29 april 2023)
  3. La Soleillette 
    (24 juli 2021)
  4. Rescue me
    (13 februari 2021)
  5. Het mistte
    (28 november 2020)
  6. Non!
    (10 oktober 2020)
  7. Gitaarles (met dank aan José)
    (11 juli 2020)
  8. SWP
    (30 mei 2020)
  9. De weg op
    (02 mei 2020)
"Iets zelfgemaakts..".
leestijd: 3 min

Altijd weer hetzelfde liedje, altijd weer hetzelfde lijstje: een das, honing, sokken, een goed boek, iets zelfgemaakts... Zowel voor z'n verjaardag als voor sinterklaas was mijn vaders lijst dezelfde als alle jaren ervoor. Mijn vader die ons 'verboden' had om ooit op de VVD te stemmen, die zo goed haarspeldbochten kon nemen, die als enige in huis een eigen studeerkamer had. Een man die niet veel nodig had, oprecht blij was met een potje honing. Maar ik was die verlanglijstjes zo moe, net als de vooroordelen die er lang geleden kleefden aan zijn beroep; 'Oh, jij mag niet vloeken, jouw vader is dominee!'. Je kon me niet kwader krijgen. Naarmate mijn thuis veranderde, deed het er godzijdank niet meer toe wat iemands pa in het dagelijks leven deed. De vooroordelen klopten ook van geen kanten; mijn vader was een grote twijfelaar. Iets waar ik pas laat achter kwam en met terugwerkende kracht prat op kan gaan; ik houd van twijfelaars.

Als kleuter was ik trots toen hij ons een keer op een zaterdagmiddag tijdens de schemering meenam naar de Veluwe om wilde everzwijnen te zien. Zo spannend! Maar we kwamen slechts een paar mensen tegen die met hun auto vastzaten in de modder en aan mijn vader vroegen hen eruit te trekken. Mijn vader die zo goed kon voorlezen dat ik meende echt naast die enge heks uit 'In de Soete Suikerbol' te zitten. Mijn vader voor wie ik snel van Toppop naar een ander programma switchte wanneer ik zag dat hij eraan kwam, bang voor zijn afkeuren. Mijn vader die toch trots op me bleek te kunnen zijn, door me na een toneelvoorstelling ongevraagd het advies te geven door te gaan met spelen.

Elf jaar geleden kwam er geen lijstje meer in november. Een slecht teken. En sinterklaasvieren met z'n zevenen was eigenlijk te veel. Omdat 5 december vroeger altijd de leukste avond van het jaar was, lieten we dat feest toch doorgaan. De lange gedichten die hij placht te schrijven, het enorme taalgevoel dat daaruit sprak, het was verdwenen. Het heerlijk avondje moest bij hem thuis gevierd worden. Mijn zus had een soort poppenhuis voor hem gemaakt. Een huis met herinneringen, foto's. Prachtig! Hij had het briefje gelezen: 'Zoek op de gang'. Nadat hij het cadeau had uitgepakt en uit volle borst 'Dank je Sinterklaasje!' had geroepen - bijna gênant kinderlijk - gingen we vrolijk verder met gedichten voorlezen en uitpakken. Even later kwam hij weer dezelfde zoekopdracht tegen en moesten we een afleidingsmanoeuvre uithalen, zodat het hele herinneringenhuis weer in de kast op tijd op de gang stond. Hij was er opnieuw oprecht blij mee. Het bericht van Sinterklaas verdween snel in een broekzak.

Mijn vader die tranen m'n stuur nat liet maken op de ringweg. Met Paul Simons 'There may come a time when I will lose you' kwam ineens het besef dat ik 'm ging verliezen, ook al was hij ons al kwijt. Op de laatste zaterdag van oktober, tien jaar geleden, at hij niet meer, niet in staat iemand van ons nog te herkennen. Toen hij zijn laatste adem uitblies, twijfelden we even hoe laat het was, of de wintertijd was ingegaan of niet. Het werd een wintertijd, maar alle seizoenen keerden daarna terug. De liefde die spreekt uit het verlangen van 'iets zelfgemaakts' ontroerde onlangs als nooit tevoren. Er is zoveel zelfgemaakts dat ik hem niet meer kan geven. Saai is dat allerminst.

'Penis wordt spinet'
leestijd: 5 min

Ook al was ze nog zo vroom, mijn moeder mocht graag een potje wedden. Hoe het vóór mijn tijd daarmee gesteld was, weet ik niet, maar in ieder geval verloor ze een weddenschap dankzij mij: 'Dat kind wordt in november geboren', was aan de huisarts verteld, maar nee, het werd december. Een tik meegekregen? Hmm. Steevast doe ik mee aan alles wat maar voorbijkomt aan prijsvragen, grabbeltonnen en raad-hoeveel-er-in-de-pot-zit activiteiten. Tot dan toe waren rolschaatsen, een picknickset en een boek m'n buit.

In 1994 gaven m'n moeder en ik ons op voor de tv-quiz 'Woordroof'. Een spel van de NCRV, gepresenteerd door Henk Mouwe. De naam zegt niemand meer iets; het was een lastig te volgen quiz en menigeen moet op de maandagavond afgehaakt zijn. Na één seizoen verdween 'Woordroof' van de buis.

Op een zaterdagochtend belandden we met onze supporters ergens in een studio voor de opnames. Na de make-up en een kop koffie kon het feest beginnen. Eerst werden onze tegenkandidaten van team A voorgesteld: Martien, vertegenwoordiger in platen en Sjaak, meester van groep 7 en koordirigent. Toen team B, wij: Corrie, huisvrouw met als hobby's zingen en schilderen, en ik, werkloos, met als hobby's toneelspelen en zingen bij the Brothel Brothers and the Maradonas.

Ronde 1: De regels werden uitgelegd en team A mocht starten. Uit het woord 'pension' moesten Martien en Sjaak in 45 seconden zeven woorden zien te halen. Als ze het (voor hen onzichtbare, maar voor de kijker zichtbare) codewoord eruit haalden, zouden ze een piraat, die een rover heette, krijgen. Wat je daarmee kon, zou uitgelegd worden in de derde ronde. Team A haalde binnen de tijd zeven woorden uit 'pension': 'spion', 'snoep' (het codewoord) 'penis' - hahaha, wat moest het publiek daar om lachen! - 'pens', 'nopen', 'spin' en 'poen'. Hierna was het onze beurt en mochten we proberen de zeven zojuist door team A gevormde woorden te roven. Door op een knop te drukken, kregen wij uit voorbij vliegende letters steeds een waarmee we dat konden doen. Eerst maar eens een 'e': 'pens' werd 'speen'. Toen een 't': 'spin' werd 'spint', 'poen' 'poten' en 'penis' 'spinet'! Met de 'g' wisten we toen niets meer te doen. Nu mochten wij zeven woorden uit één woord halen. Uit 'atelier' haalden we met gemak zeven woorden, maar daartussen zat niet het codewoord. 'Aiaiaiai!' kreet de papagaai uit het kleurrijke decor. Maar het roven van onze zeven woorden door team A ging ook niet denderend. De stand na ronde 1 was: 28 punten voor team A en 36 voor team B.

Ronde 2: Vingers bij de knoppen, want nu moest je snel zijn. Uit een gegeven woord mocht je letters gebruiken om een ander woord mee te roven. Roofde je goed dan kreeg je vijf punten, maar roofde je mis, dan verloor je er vijf. De letters van 'strandjurk' vormden de roofletters en het eerste woord dat geroofd (dus: veranderd) kon worden was 'neger'. We puzzelden er nietsvermoedend, vrolijk op los, en maakten er meervoud van; het was 1994. Team A liet zich echter niet kennen en maakte van 'kantje' met de 'r' uit 'strandjurk': 'krantje'. Van 'laan' maakten wij toen weer 'slaan', maar oeps: werkwoorden mochten niet. Vijf punten eraf. Stug gingen we door met van 'daken' 'draken' makend, van 'filmers' 'filmster', van 'talmen' 'kalmten', maar dat woord bestond niet, dus weer strafpunten. Stand na ronde 2: 48 punten voor team A en 41 voor team B.

Ronde 3: Deze laatste ronde leek op de eerste, maar nu kwamen de rovers uit ronde 1 van pas. Die kon je namelijk gebruiken om de tegenstanders te beletten jouw woorden te roven. Wij mochten beginnen en haalden uit 'roodnek': 'doorn', 'kroon', (ah, het codewoord), 'koorden', 'roken', 'dronk', 'koord' en 'rood'. Mooi zo: het woord 'koorden' kon sowieso niet meer geroofd worden, want het had al zeven letters. Verder hadden wij geen rovers uit ronde 1, dus konden we team A het roven verder niet beletten. Martien en Sjaak probeerden fanatiek onze zes overgebleven woorden te roven, maar kwamen, dankzij ongelukkig gedrukte letters, niet verder dan 'roken' wordt 'vorken'. Nu mochten zij weer. Uit 'knoedel' werden door hen 'kleden', 'dolken', 'dolen', 'kleed', 'leden', 'doelen' en 'kelen' gehaald. Voor 'kleden' en 'doelen' zetten ze een rover, zodat wij die woorden niet konden roven. Gelukkig lukte het ons toch nog twee woorden te roven: 'kelen' werd 'melken' en 'leden' 'melden'. Verder kwamen we niet, want 'koelde' dat mocht niet. Een gelukje: strafpunten werden er nu niet gegeven. Verhit luisterden we naar de eindstand. Die bleek in ons voordeel: 81 voor team A en 82 voor ons. Ongelooflijk!

Op naar de finale. In tweeënhalve minuut moest er een finalewoord worden gevonden. Als we daarin slaagden, zouden we een greep mogen doen in de schatkist, waar maar liefst 1500 gulden in zat. De finale was moeilijker dan de voorgaande rondes; met één van de letters boven in het beeld moest van het woord daaronder een nieuw woord gevormd worden. Pfff, dit kostte veel denktijd en vaak zagen we het nieuwe woord niet. Toch wisten we van 'engel' 'bengel' te maken, van 'akten' 'katten', van 'spinnen' 'spionnen', van 'plek' 'kapel' en van 'biecht' 'bericht', maar meer niet. Nu hadden we vijf letters van het finalewoord in beeld: 'borte'. Er misten nog 4 letters. Haast was geboden: er waren nog 8 seconden over. 'Roep iets!' riep Henk. En mijn moeder, vroedvrouw van beroep, riep plotsklaps: 'geboorte'! Helaas, het moest 'bomkrater' zijn. 'Tja', zei Henk, 'zo slaat ie wel in, he?!

Niets was minder waar. Met hetzelfde visserskrukje waarop in grote letters WOORDROOF en een getekende rover prijkten - Martien en Sjaak waren er reeds mee vertrokken - verlieten we even later de studio.

Thuis heeft dit krukje lang dienstgedaan op het balkon. Door de jaren heen verroestte het en werd het uiteindelijk meegegeven met 'grofvuil. 'Penis wordt spinet' is blijven hangen en af en toe vliegt er een papegaai voorbij: Aiaiaiai!

La Soleillette 
leestijd: 4 min

Zomer 1988. Ze heten Ed en Wil. Hun halfpension in het midden van niets: la Soleillette. Met de nachttrein kom ik na een stuk of 18 uur reizen 's ochtends vroeg aan in Genève. Ed, Zwitsers horloge, BMW, haalt me op. "Bij een eventuele grenscontrole, moet je absoluut niet zeggen dat je bij ons komt werken; je komt op familiebezoek", verordonneert Ed me, we beschouwen onze meisjes als familie." Slaperig knik ik. Wat is het hier mooi! Er is nog een meisje, Carola. Zij werkt me enigszins in en neemt dan na een paar dagen innig afscheid van Ed en Wil.

Zo goed en zo kwaad als ik kan, probeer ik bij te houden welke kamers schone handdoeken behoeven, welke schoon beddengoed, let ik op het lege van asbakken en maak ik schoon. Het wil maar niet in mijn systeem raken en alles gaat fout. Van Ed word ik alleen maar nerveuzer. Vooral als hij, wanneer ik wil uitleggen wat voor idee ik heb bedacht om een en ander makkelijker te onthouden, mij onderbreekt en uitroept "Ja, wàt heb jij in je hoofd?!" Hij kan me wel schieten. Wanneer het tijd is voor koffie en we met zijn drieën zijn, vraagt hij aan zijn vrouw "Wat wil zij drinken?" terwijl ik schuin tegenover hem zit.

In de keuken ben ik later van de weeromstuit de tel kwijt ben bij het afmeten van water voor bouillon. Wil scheldt me, buiten het gehoor van de gasten boven in de eetzaal, uit voor alles wat los en vast zit, om me een minuut later een pepermuntje aan te bieden. Ik ben niet gek. Alleen Meral, de hond, een Golden Retriever, kijkt me medelijdend aan.

Gelukkig heeft mijn moeder een paar broeken in elkaar weten te zetten, (inclusief labels van echte merkkleding, zodat ze wat lijken) en er wat zomerse, T-shirts-met-veel-wit bij gekocht, zodat haar dorpsgenoten, die toevallig een paar dagen in La Soleillette hebben geboekt, deze kunnen afleveren en ik er steeds netjes uitzie; netter dan ik zelf ben. Met het pakket komen schrijfsels en af en toe krijg ik ook post van andere familieleden en vrienden.

Wanneer de baas en bazin een middag weggaan om boodschappen in te slaan - er zijn weinig gasten - loop ik naar Bogève, het gehucht verderop. Op een bank in het kerkje plof ik neer en weet, godbetert, van ellende niets anders te doen dan huilen, zuchten en weer op te staan. Terug naar 'het zonnetje'.

Er komen weer gasten. Veelal oudere, welgestelde echtparen. Sommige zijn aardig en nemen me 's avonds een keer mee naar de Mont Blanc, andere zijn vreemd: er is een vrouw wier man haar niet aan kan zien met nat haar; daarom eten zij wat later na thuiskomst van een rit door de bergen. Föhnen kan lang duren. Een Fries uit Drachten geeft mij tijdens het schoonmaken van de wc's stiekem een fooi met een knipoog. "Deze voor jezelf houden he?!" klinkt het, :deze is niet voor de pot, snap je?!" Kennelijk heeft hij wel door hoe het er hier aan toe gaat met het personeel.

Ik tel de weken af en na een stuk of vijf komen V. en haar moeder uit Genève langs om eens te kijken waar ik werk. V. is een conservatoriumstudent en studiegenoot van een zus. Het is heerlijk om over dingen te praten met mensen bij wie ik me meteen op m'n gemak te voel. Ed en Wil vinden hen maar raar. Sowieso is Ed van mening dat studenten in Nederland slechts profiteurs zijn van de maatschappij. Met zijn 'Arbeid verwarmt, luiheid verarmt' ben ik het helemaal niet eens, maar ik houd me wijselijk stil; ik moet nog een week.

Dan zetten Ed en Wil me met een ongemeend 'Tot ziens' af bij de flat van V.'s ouders en voel ik me ineens kilo's lichter, wat klopt: mijn ouwe kloffie fladdert om me heen. Als de lift boven komt, tril ik op mijn benen. De eerste drie uur praat ik alle misère van me af, maar daarna geniet ik twee dagen gastvrijheid in een prachtige stad, inclusief lekker bed en echte kaasfondue. (V.'s moeder, een rasechte Amsterdamse, vindt alle gezonde dingen die Nederlanders er omheen verzinnen maar niets; 'Meissie, 't is gewoon stokbrood, Gruyère, Emmentaler, Kirsch, witte wijn en thee, meer heb je nie nodig.')

Bij terugkomst in Nederland ga ik eerst bij m'n ouders langs alvorens me weer in het studentenleven te storten. Na deze zes weken zijn zij de beste pa & ma die ik me wensen kan; ze worden getrakteerd op een etentje.

Wanneer ik jaren later met mijn moeder herinneringen hieraan ophaal, vertelt ze me dat ze ergens begin jaren '90 op een receptie een stel ontmoette, waarvan de vrouw haar meedeelde: 'Die jongste dochter van jullie, dat wordt nooit wat!" Mijn moeder heeft zich wijselijk stilgehouden, maar ik verzeker je dat wie ooit zoiets over mijn dochters tegen mij zegt, een knal kan krijgen van hier tot aan de sterren en La Soleillette!

Rescue me
leestijd: 3 min

Koud was het. Kou waar je een hekel aan kunt hebben. Kou die blijft en ervoor zorgt dat je niet meer warm wordt. Zo'n kou moet het geweest zijn begin 1987. Mijn gaskachel had het lang vol gehouden en aan de ijsbloemen op het raam in de nis van mijn kamer was ik gewend geraakt. Maar toen het vlammetje in die groene gaskachel uitwoei en het vertikte weer aan te gaan, werd het me zwaar te moede. Wat nu? Medestudenten, eerstejaars, waren allemaal van het type 'in-het-weekend-ben-ik-bij-mijn-oude-vriendenclub' en met zater- en zondag bijna voor de deur, maar geen zin om af te reizen naar 't ouderlijk huis of anderszins eropuit te gaan, zat ik in dip.

Aan de trap- en wc-doorspoel-geluiden te horen waren de medebewoonsters van Nieuwe Bleekerstraat 13a allemaal vertrokken. Of toch niet? Ik wilde iemand gaan bellen en zocht in de buurt van het schrift waarin eenieder haar tikken noteerde, (of niet; de vergeten tikken deelden we met z'n vijven, dus dat was nog wel te doen) naar het enorme verlengsnoer om de telefoon mee naar boven te nemen, toen de voordeur openging met het mij bekende klem-zit-geluid en Trees naar boven kwam.

'Hoe is 't?' We raakten aan de praat in haar kamer, al waar ik klappertandend aan tafel ging zitten en dat terwijl het oranjerood van haar kachel flink zichtbaar en hoorbaar. Haar kamer was de grootste, hoogste en lag, in tegenstelling tot de mijne, aan de achterkant van het huis, daar waar de oostenwind geen vat kreeg op de kieren. Trees zette thee, of bamboekoffie, of iets anders warms. We zaten wat te kletsen en zij vertelde me dat ze waarschijnlijk naar Den Haag zou verhuizen, zich bij de Bhagwan aansluiten en een andere naam krijgen. Dat ik dat jammer vond, kon ik niet eens laten blijken, ik had het alleen maar koud en voelde me ongelukkig, rillerig.

Toen kreeg Trees een idee: 'We sjouwen gewoon je matras naar beneden en dan slaap je vannacht hier.' Een aardig plan, maar ik moest toch ook nog van die kou in mijn lijf af. Een nog beter plan - er was immers niemand thuis - was de blaster op tien! Gelukkig geen bhagwanese muziek, maar gewoon Michael Jackson, Peter Gabriel, Talking Heads en daar gingen we de kamer door! Swingen dat we deden; als warm water stroomde 't zweet over onze, inmiddels slechts door hempjes omhulde lijven. Het leek wel topsport, zo'n anderhalf uur lang. Dikke lol ook. Dat er door te bewegen endorfine in je hersens vrijkomt wat je een gelukzalig gevoel geeft, wist ik toen nog niet, maar ik knapte daar in die kamer in een mum van tijd op.

Een paar maand later ging Trees haar vriend met de oranjerode kleding achterna en liet alleen haar gezicht op een paar oude foto's achter. Helaas.

Later, in de beginjaren van the Brothel Brothers and the Maradonas, waren 't zingen en dansen tijdens optredens te vergelijken met woelige work-outs, maar, hoe vermoeid na afloop ook, dat goede gevoel na gigs was me dat wel waard. Geen angst meer om het koud te krijgen. Als kou me nu in die andere betekenis van het woord belemmert warm te worden, gaat er muziek aan, om de innerlijke verwarming weer op te krikken. En onlangs, toen die hele crisis me ontzettend gestolen kon worden, hervond ik Fontella Bass's 'Rescue me', kon niet stil blijven zitten en werd weer behaaglijk warm. Ook al speelden we 't nummer nooit, ik dagdroomde erover dit te spelen met de BB&M's en zag in gedachten vooral een mooie rol weggelegd voor de bassist.... Afijn, luister (en zie het) zelf maar (voor je).

Het mistte
leestijd: 4 min

Oktober 1978. De eerste vrijdag van de herfstvakantie en we gaan een weekend naar Texel. We zijn er een tijd niet geweest, maar het vertrouwde bungalowpark Venneman staat er nog, ondanks het feit dat enkele huisjes reeds verkocht zijn aan particulieren. Jammer dat die oversteek naar de eerste van de vijf TVTAS-eilanden maar zo'n slordige 20 minuten duurt. Maar ach, het mist, veel is er niet te zien.

We komen aan op een zo mogelijk nog mistiger eiland en langzaam kruipend van hectometerpaal naar hectometerpaal vindt de 69-HG-08 van mijn vader de weg. Het sleuteladres is niet meer gevestigd op het park bij de receptie, vandaar dat we eerst naar een Texels dorp moeten, even zoeken, voor ontvangst tekenen en dan op naar nummer 76. De mist werkt enigszins sluimerend en iedereen is stil. Opeens zijn we er. Plattegrond hebben we niet nodig; voor ons, voorbij de ouderwetse familieschommel (waar ik alleen op durf als ik in het midden zit), staat het: de bungalow voor een heerlijk weekend. Zaklamp erbij. En iedereen moet helpen zijn eigen en andere tassen uit de groene Golf te sjouwen.

Bij de deur aangekomen, blijkt mijn vader de grootst mogelijke moeite te hebben deze te openen. Wrikken en proberen te draaien; 't lukt niet. Bijna geeft hij het op, maar dan is de klik van verlossing daar en treden we binnen. Tjonge, jonge, de bungalow is minder kaal dan we hadden verwacht en er staat zelfs een piano. Hartstikke rammelig en vals, dat dan weer wel. Wie slaapt waar? Ik wil beneden, jij boven? Ook weer geregeld. Intussen krijgt mijn vader het Spaans benauwd: de kachel ziet er geweldig uit, maar aangaan, ho maar! Ettelijke lucifers verstrijken zonder resultaat. Niemand heeft het koud, want bedden opmaken, op de piano pingelen of chocolademelk maken, daar krijg je het wel warm van. Wanneer het eindelijk (zelfs zonder vloeken) gelukt is en de woonkamer met enigszins stoffige warmte gevuld wordt, is iedereen moe genoeg om de slaap te vatten.

De volgende ochtend ben ik al vroeg uit de veren. Het is licht en ik ga tekenen en daar verhalen bij schrijven. Mijn vader zit te lezen en mijn moeder zet een pot thee. Anderen slapen uit. Er moeten boodschappen gedaan worden. Op een koffiefilter verschijnt zoetjesaan een lijst met vooral lekkernijen om dit weekend nog aangenamer te maken. Of ik mee mag boodschappen doen? Tuurlijk! Wachten moet ik wel, want zoals gewoonlijk kosten de voorbereidingen om de deur uit te gaan bij mijn ouders nogal wat tijd. Ik loop vast naar buiten. Het weer is zonnig en nergens is er sprake van mist of een verdwaald wit wief. Ik loop een eindje van de bungalow af om te kijken wat ik allemaal nog herken van het terrein. Wanneer ik me omdraai naar het huisje, zie ik mijn familie zitten in nummer 78 in plaats van 76! Grote schrik lees ik op de gezichten van mijn ouders, die zich naar buiten spoeden om te kijken of het klopt wat ik zeg.

Ineens is iedereen klaarwakker, in rep en roer met inpakken om zo gauw mogelijk weg te wezen, want wie weet, komen zo dadelijk de rechtmatige huurders van nummer 78 aan! Zo veel mogelijk bagage wordt op een stretcher gezet om naar de aanpandige bungalow gesjouwd te worden. In een half uur zijn de bedden afgehaald, is de afwas gedaan, de vloer geveegd, de wc van eend voorzien en de kachel uitgezet. Na een laatste controleronde door mijn vader doet deze de deur weer op slot. Opluchting alom: deze operatie verliep soepel.

Boodschappen worden gedaan en 's middags, wanneer mijn ouders een uiltje knappen, zit ik buiten te genieten van de herfstzon. Er komt een zwarte stationwagen aangereden. Hij stopt bij nr. 78 en een pijp rokende man stapt uit. Blij dat we tijdig uit nummer 78 vertrokken zijn, let ik nauwelijks op hem en wie er nog meer uit die auto stapt; mijn boek is boeiend genoeg. Wanneer de schaduwen zich vormen en de temperatuur aangeeft dat het toch echt geen zomer meer is, ga ik weer naar binnen. Even later wordt er op de deur geklopt. Het is onze tijdelijke buurman van 78. Zouden we iets vergeten hebben, een natte vaatdoek misschien? Hij vraagt of mijn vader thuis is. Die is echter uit nieuwsgierigheid al aan komen lopen. Goedendag. De man stelt zich voor en verklaart moeite te hebben met de kachel aan krijgen. Of mijn vader het zou willen proberen? "Och", zegt mijn vader, "ik kan het allicht proberen..." Binnen tien minuten is hij weer terug. Mooi op tijd voor een partijtje pesten.

Non!
leestijd: 5 min

Liften deed ik alleen. Althans, in Nederland. Mijn moeder deed dit ook, in de jaren '50, en schijnt 'beschermd' te zijn geweest door uniform en verlovingsring wanneer ze van Amsterdam naar Gelderland liftte. Heel bijzonder. Maar wanneer ik op de liftplaats stond, tussen bordjes met Utrecht en Amsterdam, soms Den Haag erop, blij dat ik opschoof in de rij, kwam ik meestal wel verder dan zij ooit moet zijn gegaan. Delft stond er op mijn karton. Die ene keer dat er een motor stopte, was het erg jammer dat de rit bij Utrecht zijn einde had. Soms lukt het verder te liften, soms moest het OV (lees: trein) me uit de brand helpen; afhankelijk van afzetplek of weersomstandigheid. Met een mengelmoes van zorgen (had ik echt in mijn eentje gelift?!) en blijdschap (fijn dat je er bent!) werd ik, na vanaf Delft de laatste kilometers steevast met de bus te zijn gegaan, onthaald op douche en warm eten. Terug naar Groningen liften was er niet bij: geen liftplaats te vinden in deze conservatieve contreien. De trein was rustig en snel, maar liften was zoveel enerverender.

Studiegenote P., met dezelfde interesse qua manier van reizen, vroeg of ik mee wilde liften naar Frankrijk. Bretagne, Normandië die kant op. Met mijn bijna kaalgeschoren hoofd voelde ik me stoer genoeg om dit avontuur aan te gaan. Vol goede moed togen we op een stralende maandagochtend in juli naar de liftplaats bij het station. Er stonden al een paar andere vroege vogels en we sloten achteraan in de rij. Wanneer een auto stopte, leek iedereen op te veren van geluk. Met een 'Succes verder, he?!' vanuit de auto werd de rij korter en korter. Een lift naar Utrecht?. Vooruit dan maar, dan zijn we hier in ieder geval weg. Bij Utrecht werden we op een beton-alom-plek uit de auto gezet, vlak bij een oprit. Zou vast lukken ook hier weer weg te geraken. Eten en drinken genoeg, de zon scheen en tijd zat. We kregen zowaar een lift van een jonge zakenman die naar Rouen sjeesde. Geweldig, wat kwamen we die dag zorgeloos ver. De camping waar we afgezet werden, was nou niet direct onze keus, maar dat gaf niet; in één dag in Frankrijk!

Frankrijk betekende Frans spreken. P. stippelde de route uit en ik zou steeds voorin plaatsnemen omdat mijn Frans beter was dan het hare, vond zij. Weer ging alles goed, weer kwamen we weg waar we niet meer wilden blijven en aan het eind van de dag was er weer een camping waar plek voor ons was. Dit was reizen op de bonnefooi en wat smaakten de croissants zalig bij de cafés au lait.

Op de rode wegen van de kaart was er precies voldoende verkeer en langer dan halve dagen blijven staan, overkwam ons niet. Voorin de auto zitten was echter niet altijd even makkelijk: menig Fransman haalde op het laatste moment toch nog in; ogen dicht, stiekem schietgebedje doen en weer open, rechts van de lijnen verder rijdend.

Op een middag stopte er een langharige man in een mosgroene Mercedes om ons verder te brengen. De kofferbak ging open, de rugzakken erin, mijn vriendin achter- en ik voorin. Ik wist uit mezelf het gesprek niet zo snel te starten, meestal werd er door de bestuurder gevraagd waar we vandaan kwamen en waar we naartoe gingen, wat we studeerden enzovoorts. Deze man zei echter zeer weinig. Af en toe kruisten onze blikken elkaar en liet hij een enorme grijns van oor tot oor zien. Ongetwijfeld zal er iets gezegd zijn, maar ik zou niet meer weten wat. Ik tuurde uit het raam. Dat deed ik vooral nadat ik zijn hand van de pook had zien glijden richting zijn gulp. Net doend of ik niets had gezien, schoot het door mijn kop 'Wat moet ik doen?!' Het werd nog stiller dan het al was in de auto. Een stilte die werd verbroken door de Fransman zich nu openlijk bevrijd had van knellende rits en onderbroek die tevens iets rozigs toonde, en waar hij met zijn rechterhand gretig overheen wreef, terwijl hij met de linker de auto op de weg hield. "Voulez vous l'amour a trois?" Mijn vriendin die inmiddels achterin in het midden was gaan zitten, haalde echter flink uit in het Frans met een duidelijk driewerf 'non, non non!' Daarbij een klein zakmesje waarvan ik niet wist dat ze dit altijd in haar heuptasje had, uitgevouwen houdend. De Fransoos vond dit blijkbaar overtuigend genoeg om de bak direct aan de kant te zetten, zijn broek dicht te doen en onze rugzakken uit zijn auto te smijten. Nu stonden we echt in de middle of nowhere, trillend van angst op onze bruine benen. Rondjes rennend en afreagerend op laag struikgewas hernamen we ons, maar als het had gekund, had ik me direct op laten stralen naar huis; beam me up, mama! Dit moesten ze thuis maar niet horen. De paniek geheel weer te boven belde ik die avond naar huis dat het ons weer gelukt was verder te komen en dat we het goed naar onze zin hadden.

Een paar dagen later overviel ons nogmaals de vraag of we zin hadden even in ménage a trois. Deze keer was het een aangekleed en zakelijk aandoend voorstel. En 'non' betekende eruit gezet worden bij de eerstvolgende gelegenheid. Na drie weken liften waren we wel uitgeduimd, klaar met liften.

België was het zwaarst om door te komen qua terugreis. De lift die we daar kregen van een stel in een oude Citroen bus (ja, HY die!) was allesbehalve spannend, allesbehalve snel: met 70km/uur op de snelweg schoot het maar niet op. Wat wel heerlijk was: een flinke portie Vlaamse frites bij de pomp die alle kleumkou van de laatste natte liftdagen in la douce France deed vergeten.

Of ik daarna nog gelift heb? Non! Of mijn dochters ooit in hun eentje mogen liften? Non, non, non!

Gitaarles (met dank aan José)
leestijd: 4 min

Een vrijdagmiddag, mei 1993. Half vijf, Hoekstraat 42a. De oude Spaanse gitaar in een gloednieuwe hoes, gekocht bij 't Noordermuziekhuis. Nerveuze benen gehuld in een met panterprint bewerkte nauwsluitende broek. Het ertoe besluiten kostte een uur. Er zijn twee maanden voorbijgegaan sinds ze 't toneelgezelschap na een voorstelling in Norg voorstelde nog even naar de Benzinebar te gaan. De tegenspelers speelden die zaterdagnacht een steeds minder belangrijke rol; haar oog was gevallen op de af en toe zichtbare glazenhaler. Nog lang dansend in de zwetende, naar knoflook en uien ruikende menigte, vertrok ze tenslotte met het ochtendgloren in de rug. In het Noorderplantsoen was een uniform gekleed, joggend stel fanatiek in de weer met zijn zondagochtendrun. Zoet was de slaap na een welbestede avond en nacht, een lege zondag in het vooruitzicht.

Hoe in contact te komen met de glazenhaler, de bar was immers slechts eenmaal per week open? Tussen neus en lippen door eens vragen aan bandgenoten en sporadisch barpersoneel leverde niet alleen zijn naam maar ook zijn bezigheden op; hij was zingend gitarist. Zoveel als maar kon ging ze uit. Na het repeteren met de Brothel Brothers en de Maradonas nog even wat drinken? Tuurlijk. Ook al betekende dit half in slaap zitten luisteren naar lofzangen op andere muzikanten en 't gescat van een jazzzangeres in De Smederij. Nogal verschrikt sloeg haar hart over als de glazenhaler daar toevallig ook bleek te zitten en haar bij binnenkomst recht in het gezicht keek. De verhuizing van de bassist van de BBM naar de Westerbinnensingel verliep voorspoedig; de bassist de aangever, de glazenhaler een sjouwer en zij provisorisch cateraar en kleine dingendraagster. Het aan elkaar voorstellen en langs elkaar heen lopen met spullen leverde echter niets op.

Van de een op de andere dag leek het haar wel wat om te leren gitaarspelen. En wat 'n toeval: de glazenhaler gaf gitaarles. Tien gulden per uur. Nadat Lena Maradona haar mond hierover voorbij kletste bij de bassist, gaf laatstgenoemde het door, want gitaarles was niet telefonisch te regelen; de leraar had aansluiting, noch toestel. Echt kennismaken zou plaatsvinden in De Kar. Ze bereidde zich wel honderdduizend keer voor op wat en hoe te zeggen, maar na een 'Kun je dan?' 'Ja dan kan ik' 'Oké, zie ik je dan', boog hij zich weer over zijn bier, naar zijn broer.

En nu was de eerste les. Hij bleek, ook al was hij net opgestaan, de afspraak niet te zijn vergeten. Verlegenheid was een onzichtbare, adembenemende entiteit tussen hen in. Van haar kant werd er in ieder geval alleen naar zijn handen gekeken tijdens uitleg en spel.

Mr. Spaceman en enkele basisakkoorden vormden het huiswerk voor de volgende vrijdag. Fanatiek ging ze er elke dag mee aan de gang. Er volgde een les met meegebrachte aardbeien uit eigen tuin, een les met 'haha grapje: ik heb mijn vingers niet gebroken!' - onderwijl het zorgvuldig aangebrachte nepverband verwijderend - en een met het aanbod op haar racefiets te fietsen als zij een maand naar Portugal zou gaan. Een voorbeeldige leerlinge was ze, maar haar verrassingstechnieken lieten hem koud. Zelfs na het samen op huis aan gaan, na het zien van Woodstock in Simplons Filmhuis, waarbij ze het bijzonder met elkaar eens waren over de toestand in de wereld, kwam het niet verder dan 'Trusten!' 'Tot volgende maand, kom dan maar eten.' 'Oké, neem ik wijn mee!'

In Portugal, ging ze door met dromen over de glazenhaler, schreef ze hem brieven en ansichten, kocht ze vinho verde, en zorgde ze ervoor met een zo bruin vel als maar kon terug te komen.

Augustus. Daar stond ze weer voor zijn tweedelige voordeur, fles wijn en gitaar paraat. Maar nu was hij haar vergeten. 'O, uhm, nou, kom erin.' Het liefst was ze door zijn vloer, die van Paul de Boer en de Benzinebar erbij, gezakt. Alle aangeleerde nummers waren verdwenen en met een lege maag vol verdriet keerde ze huiswaarts. Dit zou niks worden. Zucht. Dan maar gewoon vrienden worden en blijven. Geen risico's nemen. Toch jammer.

September kwam in aantocht en Lena gaf een feestje in de Bres. De Brothel Brothers en Maradonas gaven een kort optreden. De glazenhaler was er ook, dus toch maar extra haar best doen. De klok sloeg zo'n beetje middernacht en hij moest naar zijn werk, glazen halen. 'Kom je straks nog?' Veelbelovende woorden. Was haar optreden maar snel afgelopen... Nogal wiedes dat ze naar de Benzinebar ging. En bleef. Tot diep in de zondagmiddag. Met kater en al. Het was aan en wat er verder ook gebeurde, nooit volgde er een gitaarles.

Toen de bassist later hoorde dat ik zo laat nog in de Hoekstraat te vinden was geweest, zei hij: 'Oh? Ik neem aan dat je niet in die baard bent blijven hangen!'. De erop volgende gniffelende lach kan ze zich nog altijd voor de geest halen. Dank je wel, José.

SWP
leestijd: 5 min

Zielsgelukkig was ik met de zolderkamer aan de Nieuwe Bleekerstraat 13a, mijn eerste kamer, vanwaar ik de straat kon overzien zonder opgemerkt te worden. In de eerste nacht werd ik af en toe wakker en meende ik te horen hoe mijn fiets gestolen werd, maar toen die er om half 6 nog stond ging ik gerust slapen. Eenvoudigweg iemand in Groningen zijn in plaats van 'de dochter van...', zelf bepalen wat ik ging doen en wanneer; het was alsof ik bevrijd was. Een mooier begin van mijn leven in stad kon ik me niet wensen.

Het studentenhuis had vijf kamers, maar geen douche. Geen probleem; de kamer had een wastafel en douchen in een ander huis was zo geregeld. Dankzij het mooie septemberweer kon ik op m'n aftandse, rode Jaguar racefiets rustig het Hoornse en Paterswoldse meer verkennen. De vrijheid begon te wennen. Na een tijdje begon de verveling echter toe te slaan; iedereen was bezig met introductiekampen en eerste colleges, terwijl ik zat te wachten op bericht wanneer de School Werkplaats zou beginnen. Deze werkplaats, kortweg SWP, had als doelgroep: mensen die niet weten wat ze willen. Ik was zo iemand, want, niet toegelaten tot een opleiding, wist ik alleen wat ik niet wilde en niet wat wel. Het was 1985 en het begrip 'tussenjaar' was nog niet bedacht.

Gelukkig kwam daar de brief van de begeleiders van de SWP die berichtten dat de verhuizing naar de zolderverdieping van het Platformtheater afgerond was en we konden beginnen. Er moest nog wel wat geklust worden. Vandaar dat er een plenaire georganiseerd was (een woord dat ik niet kende, maar waar ik vanaf toen vaker dan me lief was mee om de oren geklepperd zou worden). Na de kennismaking met andere deelnemers zouden er afspraken gemaakt worden over wie wat zou gaan doen. De afsluiting van deze introductiedag zou bestaan uit een late gezamenlijke lunch onderin het theater.

Bij het betreden van de ruimte overviel mij teleurstelling: 'wat een bende'. Lust om hier te klussen was ver te zoeken. Wat er die dag ook afgesproken is, ik heb de afspraak hierover kennelijk uit mijn geheugen gewist. Wel vreemd bij de lunch: vieze thee en bamboekoffie en je mocht zelf bepalen hoeveel je ervoor wilde betalen. En wat een aparte mensen die veel (over zichzelf) te vertellen hadden! Ik hield me maar stil. Gelukkig waren er twee SWP'ers bij wie ik me wel op mijn gemak voelde en met hen kwam ik, na een lange ronde van keuzes maken en onderhandelen, onder de hoede van een mentor.

Van anderen herinner ik me de afkickproblematiek, de worsteling met seksuele ontluiking en zoektocht naar eigen identiteit. Er ging een denk- en gevoelswereld van jewelste voor me open, want toegegeven, mensen zoals deze was ik nog niet eerder tegengekomen.

Het op zoek gaan naar mezelf, het proberen uit mijn schulp te kruipen en aangeven waarom ik deed wat ik deed, vond wat ik vond en voelde wat ik voelde, was niet eerder zo in de openbaarheid gebracht. Het motto dat ik toebedeeld kreeg - 'Ik ben belangrijk' - was, naast alle introspecties, niet bepaald een appeltje-eitje. Situaties, bijvoorbeeld met mijn huisbaas, die elke eerste maandagavond van de maand de 165 gulden huur kwam innen of soms zomaar binnen kwam vallen, werden nagespeeld, geanalyseerd en geëvalueerd. Tegelijkertijd was 't wennen hoe andere mededeelnemers zich over hun gevoelsleven uitten. De richting waarin het antwoord gezocht moest worden op de vraag 'Wat wil ik?' was niet bij iedereen dezelfde en werd derhalve ook niet op dezelfde manier onderzocht. Bijeenkomsten in het Platform bestonden uit yoga, praatgroepen en beeldende vorming. Het leken soms therapeutische sessies en de zegswijzen 'ik heb zoiets van ...' of 'hoe is dat voor jou?' waren niet van de lucht.

Aan het Boterdiep was het overigens heel goed swingen, wat ik dan ook gretig deed. Na ellenlange plenaires over koffiegeld en andere (huishoudelijke) zaken, waarbij menigeen later aanschoof en er weer helemaal van voren af aan werd begonnen met een onderwerp, was het erg prettig om vrijuit op muziek te bewegen. Ook maakte ik hier kennis met wat leek op de voorloper van een bootcamp: uitgeput na het rennen van een parcours door het Noorderplantsoen, braken mensen van vermoeidheid uit in het toegeven aan allerlei gevoelens waar ze dan opeens makkelijker bij leken te komen. Er ontstonden relaties die al dan niet snel uitgingen.

Eind februari, toen het heel koud was, werden we, in totaal zo'n 20 deelnemers, gesplitst in twee groepen. De ene groep ging de spreekwoordelijke hei op en mijn groep bleef thuis in het theater. Voor de vrijdagavond moest ik vrij vragen van mijn vrijwilligerswerk in het eethuisje van Simplon. Na het samen eten zouden we namelijk gaan strip pokeren. Joost mag weten weten waarom deze activiteit gepland stond en verplicht was! En heette onze groepssessie nou Go To The Feelings, of was dat die van de andere groep?! Afijn, ik baalde als 'n stekker dat ik niet lekker Chocolade Saroma-toetjes mocht verkopen (als chocolademousse...) in 't jongerencentrum, maar helaas kwam ik hier niet onderuit.

Hoe ging dit strip pokeren in zijn werk? Was ik zenuwachtig voor we begonnen? Het is allemaal gedeletet bovenin. Het enige wat me nog bijstaat is dat ik erg blij was dat ik als allerlaatste compleet uit de kleren ging en dat ik dit als een ik-hoor-erbij ervaarde tussen alle bloteriken. Letterlijk in mijn nakense niks nie rondhuppelen was zoveel makkelijker dan figuurlijk; er was niets provinciaals aan mijn lichaam om me voor te schamen. Toen het spel gespeeld was, zijn we ons lekker warm gaan swingen.

Diep in de nacht fietste ik door de vrieskou naar mijn kamer en sprak met geen woord over deze gebeurtenis, met niemand. Jaren later zou ik nog geregeld in het Platformtheater komen; voor zangles met CT in de kelder, optredens met de Brothel Brothers, exposities, workshops of feesten. Zou het strip pokeren mijn band met het gebouw gevormd hebben? Daar laat ik me maar niet over uit.

De weg op
leestijd: 4 min

'Achtervolgers' afleiden, coupletten van 'n Potje Met Vet, uit de auto getild worden en je slapend houden, autorijden was een avontuur! De beslissing waaraan de Zilvervloot besteed zou worden, was gauw gemaakt: autorijlessen.

Terwijl medestudenten heen en weer naar Curaçao vlogen voor het behalen van 't roze papiertje, boekte ik lessen bij J&B Bakker in stad. De eerste les in de rode Opel Kadett E verliep als een trein: slechts sturen was mijn aandeel, wat 'n makkie. Progressie in volgende lessen was niet in een lineaire grafiek uit te tekenen; wat vier keer goed ging, ging de vijfde keer fout en omgekeerd. En waar de rijinstructeur het heden ten dage zou moeten bezuren met een cursus leerling-op-z'n- gemak-stellen, moesten we nu volhouden met beleefd lachen en vele 'o, sorry, ik wist niet dat ik daar bijna tegenaan zat.' Zenuwen voor elke les gierden via pook, koppeling en gaspedaal subiet door heel het lijf terug. Pleegzuster bloedwijn drinken, was het devies van een ervaren nervositeit-verslaand familielid. De op het etiket vermelde '... heilzame energiegevende werking...' zou zeker aanslaan. Na elke rijles was ik gesloopt, maar toch ook relaxt, vreemd genoeg.

Ondertussen waren er ook theorielessen, lees: dia-avonden, te volgen bij de rijschool. Het CBR-boek met opgaven en plaatjes, was uitgebreid en met heldere afbeeldingen op groot scherm weergegeven. Na beantwoording van zo'n stuk of twintig vragen volgde uitleg. De smeuïg gebrachte vragen, vooral bij dia's waarvan het de bedoeling was aan te geven wie er voorrang had, ("U nadert deze onverharde weg, links komt prins Bernhard, de man in oranje regenjas, moet u hem voorrang verlenen?" Of: "Uw schoonmoeder komt hier van rechts, u hebt pas nog ruzie met haar gehad, moet u haar voorrang geven?") komen soms als verloren oorwurmen voorbij, maar ook het steevast beëindigen van de les met de slagingsstatistiek: "Deze week zijn er vier kandidaten geslaagd, én een Turk."

De lessen in de Opel Kadett E gingen ongeremd door, ook in de winter met sneeuw en ijs. 'Waarom reed de auto niet achteruit, het was toch glad genoeg?!' De Opel werd echter met voetwerk van de instructeur en een 'Heb je die lantaarnpaal wel gezien?' tegengehouden. Stilstaan voor stoplichten zorgde voor zitvlakangstzweet, in gedachten de handelingen vast uitvoerend die zouden moeten volgen wanneer het groen was. De afkorting SRV kreeg een nieuwe betekenis die niets meer met het melkflessenrekje van doen had: Spiegels, Richting, Voorsorteren! Vaak was het loeistil in de auto, behalve wanneer het stuur overgenomen werd door 'n echte Groningse. Na een les of veertig ging zowaar de examenaanvraag de deur uit, was de bodem van de vloot zichtbaar en zat een fles bloedwijn er niet meer in.

Ontnuchterende opmerkingen van 'dan doe je het toch gewoon nog een keer?!' hadden geen effect. Bezeten van autorijden (in twee nachtelijke dromen voorafgaand aan 't examen, figureerde ik als zelfverzekerde coureur, wees de teller 120 aan en was elke verrichting een peulenschil), toog ik om 10 uur op vrijdagochtend naar Protonstraat 16. De examinator, flinke snor en bruin colbert, was een geruststellend figuur van weinig woorden. Starten en wegrijden ging wonder boven wonder hort-en-stootloos. Het meedelen een rijbewijs nodig te hebben voor de toekomstige overzeese stage zou misschien wel zijn doel bereiken. De bijzondere verrichting, achteruit inparkeren ergens in Laan Corpus den Hoorn, werd echter, tijdens het indraaien, afgesneden met 'Ja, ga maar weer de weg op.' Bij terugkomst op het examenverzamelpunt overviel mij dan ook de grootst mogelijke opluchting: 'dit hadden we dan ook maar weer gehad...'

Maar met twee zessen en een zeven was ik geslaagd en mocht ik er trots op wezen de laatste leerling te zijn die afreed in deze rode Opel Kadett E, dat vonden mijn instructeur en zijn moeder tenminste. In de wolken sprong ik letterlijk het gebouw uit, bijna onder een auto. Het was vrijdag 28 april 1989, schitterend weer en voor mij op de weg lagen nog heel wat autoavonturen.

Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Marieke Jonker (Bovensmilde, 1966) groeide op in Friesland – woont in Groningen sinds 1985. Docent, stemacteur, percussionist, zangeres, graag op pad. Dubbelvla? Schudden voor gebruik!