1. Groepering
    (28 januari 2023)
  2. Stiltecoupé
    (10 december 2022)
  3. Winkelkar
    (06 november 2021)
  4. Visserslatijn
    (26 juni 2021)
  5. Eerbetoon 5 mei
    (08 mei 2021)
  6. Rookt u?
    (03 april 2021)
Groepering
leestijd: 1 min

Ik was op weg naar het station. Het was koud, dus ik had mijn winterjas aan. Die mooie blauwe jas had ik overgehouden aan mijn tijd bij het korps Mariniers. Hij is al vijftig jaar oud en ziet er nog onberispelijk uit. Op de schouders zittende epauletten uit die tijd. Ik had de rang van majoor. Als hoofdbedekking droeg ik een Groningse schipperspet, gewoon gekocht bij een hoedenzaak in Groningen.

Halverwege kwam ik twee dames op leeftijd tegen. Eén met een rollator. Die dame hield mij met haar hulpmiddel staande en vroeg: 'Tot welke groepering behoort U?' Enigszins verbouwereerd vanwege de onverwachte vraag, antwoordde ik: 'Eh, groepering, mevrouw, hoe bedoelt u? Ik was bij het korps Mariniers, en daar komt deze jas ook vandaan.' 'Mariniers', zei de dame peinzend, 'is dat wel een christelijke groepering?' 'Mariniers, mevrouw, is een onderdeel van het Nederlands leger, een onderdeel van de marine.' 'Aha', zei de dame met een brede glimlach, 'het Leger des Heils dus'. Net toen ik het nader wilde uitleggen, ging zij verder: "Net als Majoor Bosshardt dus! Bent u ook majoor?'

Het werd lastig, want ik was wel majoor, maar niet op de manier waarop die dame het veronderstelde. Dus probeerde ik: 'Jawel, ik was wel majoor, maar dan bij de Nederlandse krijgsmacht, de marine, de mariniers.' De dame keek haar reisgenote aan, die haar schouders ophaalde en beaamde dat zij van die afdeling van het leger nooit had gehoord. 'Maar', zei de rollatormevrouw, 'er zijn ook zulke rare dingen die niet deugen vandaag de dag, dat er wel speciale afdelingen nodig zullen zijn.' Haar reisgenote vulde nog aan, 'Weet wel dat wij uw werk erg waarderen, vooral, omdat u naar ik aanneem ook niet meer de jongste bent en nog de energie kunt opbrengen uw heilzame werk voort te zetten.' 

En dat terwijl ik als pensionado op weg was naar de stad om daar met vrienden een heilzaam biertje te delen.

Stiltecoupé
leestijd: 1 min

Omdat ik niet beschik over eigen vervoer, pleeg ik mij per trein van mijn station naar Groningen te verplaatsen en vice versa. In die lokale treinen bevindt zich een stiltecoupé, als zodanig duidelijk aangegeven. In de nieuwste uitvoering van die treinen is de coupé met een deur afgesloten, in tegenstelling tot de vorige waar een open uitsparing toegang tot de coupé gaf.

Reizen in de stiltecoupé is geen absolute garantie voor een stille reis. Nog afgezien van de luide aankondigingen van het volgende station, zijn er reizigers die of onoplettend zijn of het Nederlands niet machtig en dus ongegeneerd aan een meestal luidruchtig telefoongesprek beginnen. Een bron van ergernis. Maar over het algemeen zijn de meesten van de stilteverbrekers wel stil te krijgen door hen op de duidelijke opschriften op de ramen te wijzen.

Onlangs zat ik in een bijna volle stiltecoupé. Schuin tegenover mij zat een man een dik boek te raadplegen, dat een bijbel bleek te zijn. Hij keek in mijn richting en sprak: "Mag ik u over het woord Gods vertellen?" "Nou nee," riposteerde ik, "want u zit in een gedeelte van de trein, waar u dient te zwijgen." "Maar Gods woord mag altijd gehoord worden," ging hij verder. "Volgens mij mag God hier niks vertellen," zei ik. Ik vond de woordspeling wel leuk. "Ach zeikerd, hou je bek," zei een minder diplomatiek georiënteerde medereiziger. Maar de evangelist ging onverdroten verder, waardoor er een groot rumoer ontstond in de stiltecoupé, omdat ook de andere passagiers zich ermee gingen bemoeien en er zelfs een handgemeen dreigde.

Ik ben de coupé uitgelopen en heb een plaats gevonden in het 'sprekend' deel van de trein, alwaar een vredige rust heerste, omdat de medereizigers allemaal over hun mobieltje gebogen zaten. En niks zeiden.



Winkelkar
leestijd: 1 min

Toen ik de winkelkar weer in zijn buitenstalling had gemanoeuvreerd en met mijn gevulde boodschappentrolley huiswaarts wilde keren, een wandeling van zoals jullie weten twintig minuten, stapte een wat oudere mevrouw - nou in ieder geval ouder dan ik ben - op mij af en zei plompverloren: "Ik heb een probleem." Dat overviel mij, want ik sta niet bekend als iemand die problemen van bejaarden kan oplossen. Maar al gauw bleek waarom het ging. "U heeft ook een trolley voor de boodschappen, zie ik. Ik ook. Maar kijk eens." Inderdaad, haar donkerrode trolley hing zwaar uit het lid vanwege een afgebroken wieltje. Verder transport onmogelijk. "Tja", zei ik, ook niet zo gauw een oplossing wetend. Toen kreeg ik een idee. "De super bezorgt ook boodschappen, we geven uw boodschappen aan de bezorgdienst mee en dan kunt u daarna kijken naar een nieuwe trolley." "Maar bezorgen kost extra", zei zij eveneens bezorgd. "Geeft niet", zei ik "dat betaal ik dan wel."

Na uitleg heeft de supermarkt haar en haar boodschappen gewoon bij huis afgeleverd zonder extra kosten. En een andere trolley bezorgd, die in de markt ooit was achtergebleven en nooit gereclameerd. Dat kan hier op ons mooie platteland.

Visserslatijn
leestijd: 2 min

Onderweg naar het station in mijn woonplaats kom ik langs een omvangrijke, in de crisisjaren 20 van de twintigste eeuw door tewerkgestelden aangelegd vijvercomplex, inclusief fontein. Rondom de vijver zijn in het parkgedeelte verharde wandelpaden aangebracht. Regelmatig tref ik in het voorbijgaan mensen met hengels aan, die de kennelijk in het water rondzwemmende vissen aan de haak proberen te slaan.

Op een middag, weer opnieuw onderweg naar het station, ontwaarde ik aan de kant van de plas een leeg klapstoeltje dat door hengelaars vaak gebruikt wordt, met twee hengels ernaast. Er was echter geen spoor te bekennen van een loos vissertje. Dus besloot ik het een en ander nader te bekijken. Er moest toch een reden zijn waarom deze visuitrusting er verlaten bij lag? Bij het visgerei aangekomen zag ik geen enkele aanwijzing dat er iets onrustwekkends was gebeurd. Ik liep nog een paar meter heen en weer over het pad, tuurde in het donkere water, en besloot vervolgens toch mijn weg te vervolgen.

Op hetzelfde moment dat ik mij weer op de stoep vervoegde, stopte een politieauto voor mijn neus. Daaruit stegen twee politieagenten. 'Goedemiddag, meneer. Mogen wij uw visvergunning even zien?' 'Die heb ik niet, agent, ik ben niet aan het vissen. Ik ben op weg naar het station. Maar ik eh...' Voor ik verder kon gaan met de reden van mijn aanwezigheid aldaar, wees de agent op de hengels. 'Maar die zijn niet van mij,' sprak ik boos. De agenten wisselden een blik van verstandhouding en daarop zei een van hen, 'Dat hebben wij al vaker gehoord, u moest eens weten. Heeft u een identiteitsbewijs bij u? U kunt geen visvergunning tonen, u krijgt een bekeuring en wij nemen uw hengels in beslag.'

Op dat moment kwam een man uit een tegenoverliggende woning aan lopen en vroeg verbouwereerd, 'Wat is hier aan de hand?' De inwoner van het pand bleek de eigenaar van de hengels. Hij had plotseling naar de wc gemoeten, was zijn huis binnengegaan en had zijn hengels even daar gelaten. Hij kon wel een vergunning tonen. De agenten stapten weer in hun auto, zonder een groet of excuus. Die moest ik later wel laten horen. Omdat ik een trein had gemist en dus te laat was gekomen.

Eerbetoon 5 mei
leestijd: 1 min

'Is dat nog van vroeger?', vroeg een jochie van pakweg tien jaar, dat ik tegenkwam toen ik van de supermarkt weer op huis aan liep. Ik had mijn zeventigerjaren uniformjasje van het Korps Mariniers aan en mijn baret op, zoals ik dat altijd op 4 en 5 mei pleeg te doen. 'Ja, dat is nog van vroeger', zei ik geheel naar waarheid. Van 1971 tot en met 1974 maakte ik deel uit van het Korps. Eens een marinier, altijd een marinier. Maar hij ging verder in de tijd terug. 'U was zeker wel heel blij toen u Nederland kon bevrijden?', opperde hij. Ik zou in dat geval een wel heel goed geconserveerde oorlogsveteraan zijn. Maar het leeftijd-inschattend vermogen van kinderen van tien is nog niet goed ontwikkeld. Bovendien liep ik er natuurlijk wel bij als een bejaarde militair. En ik wilde dit blije enthousiaste kereltje niet teleurstellen, dus antwoordde ik: 'Ja hoor, heel erg blij!' 'Ik ben dinsdag ook voor u twee minuten stil geweest!', sprak hij trots, even voorbijgaand aan het feit dat je dan de doden herdenkt en ik in levenden lijve voor hem stond. 'Mijn vader zegt dat we trots op die soldaten moeten zijn en dat jullie helden zijn.' 'Nou, ik voel me geen held, maar ik heb het graag voor jullie gedaan', zei ik en wilde doorlopen. 'Bedankt hoor', zei het kereltje en stak zijn handje uit. Ik heb hem de hand geschud, want ik heb meegevochten in de oorlog, ons land bevrijd en dan laat je je door zo'n coronaatje toch niet afschrikken. Heeft hij straks bij het eten iets te vertellen. Net als ik.

Rookt u?
leestijd: 1 min

'Rookt u?', vroeg de man schuin tegenover mij in de trein. De vraag kwam uit het niets. 'Nee', zei ik naar waarheid 'ik rook al 26 jaar niet meer.' 'Ik wel', zei de man, 'het is mij nog niet gelukt te stoppen. Maar met zo'n mondkapje krijg ik steeds meer zin in een peuk.' 'Maar we mogen toch al heel lang niet meer roken in de trein', bracht ik daar tegenin. 'Weet ik', hervatte de man, 'en bij een korte treinreis is het niet roken ook geen punt. Maar met dit mondkapje op ruik ik veel meer mijn eigen tabaksadem, waardoor ik voortdurend aan een sigaret zit te denken.' 'Ja, dat is vervelend', beaamde ik en vond mijn besluit om te stoppen met roken ineens mijn beste beslissing ooit.

'Nou moet ik morgen naar Amsterdam', ging de man verder, 'dus tweeëneenhalf uur in de trein, want ik heb geen eigen vervoer, met dìt voor mijn gezicht.' Hij zweeg en staarde voor zich uit. 'En daarom ben ik met u een gesprek begonnen, om te vragen of u in uw kennissenkring toevallig iemand heeft met een auto, die morgen naar Amsterdam moet.' 'Ik heb wel kennissen met een auto, maar dat zijn allemaal niet-rokers', moest ik hem teleurstellen, 'bovendien zijn ze gepensioneerd, net als ik, en hoeven nergens heen.' De man zuchtte diep. 'Gepensioneerd en niet roken, nou nee, dat zie ik voor mij nog niet gebeuren.' Bij het uitstappen op onze eindbestemming, gaf hij mij een klopje op de schouder. 'Stoppen met roken, ik wou dat ìk dat kon.'

Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Ruurd van der Weij (Zutphen, 1948). Studeerde Frans, was lid van het Korps Mariniers, kwam via de bouw en de horeca terecht bij het Instituut voor Toegepaste Taalkunde aan de RUG. Woont sinds 1979 in Sappemeer en schrijft gedichten en korte verhalen.