'Dit is een overval! Iedereen op de grond!'
leestijd: 4 min

Anna Paulowna, Pinkstermaandag 31 mei 1993. Over een maand word ik 21 jaar. En na de zomer begin ik aan de studie Journalistiek en zal ik eindelijk verstandig worden. Het is 5.15 uur en ik sjouw met een krat bier van mijn ouderlijk huis naar Jongerenvereniging De Ark. Dat is een paar honderd meter lopen.
Over een kwartier vertrekt de Pinkpop-bus, gevuld met jongelui uit ons dorp. En een paar naïeve verstekelingen uit omringende dorpen. Die herken je meestal omdat je hun gezicht niet kent. Of anders wel aan het krat bier dat ze niet bij zich hebben.

Tot de overige standaardbagage hoort een regenjas, een pak shag, een stapel gesmeerde boterhammen en een stuks fruit want wij blijven gezonde jongens uit de polder.
"Psssch!...Psssch!" De eerste flesjes worden op het plein voor de Ark geopend en leeg geklokt. Het moet nog licht worden.
Pas in de bus gaat de zak met boterhammen open. Dat de eerste passagiers al dronken zijn bij Alkmaar - op een half uur gaans van Anna Paulowna - zou best kunnen. We houden niet van lauw bier.
En het is onze eer te na om straks in Landgraaf te arriveren met gevulde flesjes. Maar we hebben de tijd. Het is een urenlange reis diagonaal door Nederland: van de kop van Noord-Holland naar Zuid-Limburg. Onderbroken door sanitaire stops die, des te zuidelijker we komen, in frequentie toenemen.

We waggelen weer 'ns uit de bus. Waar zijn we eigenlijk? 'Welkom bij AC Restaurant Weert,' lees ik. Het is nog geen 9.00 uur, we betreden het restaurant, tegelijk met bezoekers die hier even rustig komen ontbijten. Piekfijn gekleed, coiffures en make up tip top in orde: Limburg op z'n netst.

De stemming onder de Arkers is uitgelaten, al zullen andere aanwezigen het waarschijnlijk baldadig noemen. Luidruchtig betreedt de groep het lopend buffet van het AC. Er wordt gezongen en geschreeuwd, er vliegen wat ijsklontjes door de lucht en mijn overbuurman Dick - gerespecteerd bollenkweker, speler van ZAP-1 en hoofd van een gezin- springt plots omhoog en slaat als een Ron Zwerver tegen een informatiebord dat aan twee dunne kettinkjes hangt. Het bord zwiept vervaarlijk heen en weer, maar blijft hangen.

'Doe nou niet Dick,' denk ik nog, best helder en beschaafd na ongeveer zeventien flesjes bier. Anderzijds heb ik ook een zwak moment als ik een verlaten kassa met microfoon ontwaar. Ik word er als het ware naartoe gezogen. Nooit eerder voelde ik dat zo sterk. Achteraf denk ik dat daar het podiumdier in mij is ontwaakt.

Ik hang inmiddels over de rand van de balie, druk op het knopje en zeg zo professioneel mogelijk: "Janine...kassa bij!...Janine, kassa bij!" Ik ben verrast hoe prachtig mijn stem door het restaurant galmt. Er klinkt gelach. Dus ik druk nog eens op de knop, maar besef me tegelijk - wederom, best scherp na 21 flesjes bier - dat ik nu wel met iets anders moet komen, iets originelers.
Dus zeg ik - wederom zo professioneel mogelijk, maar nu een stuk luider: "Dit is een overval! Iedereen op de grond liggen!"
Een paar Arkers duiken theatraal op de vloer.
Maar de meerderheid is niet onder de indruk van de overvaller met dubbele tong en gaat verder met de bestelling. Daar komt de kassajuffrouw (Janine, vermoed ik) al aangesneld. Ze duwt me ruw weg bij de microfoon.
Als de blazen van de Arkers weer zijn geledigd en we het restaurant zonder schade hebben achtergelaten, keren we terug naar de bus voor de laatste etappe.

De motor draait al stationair als een AC-medewerkster in het gangpad verschijnt. Met een wraakzuchtige blik en twee agenten. Het drietal loopt door de bus en zij wijst een voor een de boosdoeners aan. "Ge dankt toch nie datte ge hiermee weg kumt hè?" Haar vinger en vuile blik priemen ook in mijn richting. Ik ben in één klap nuchter.

Met z'n vieren worden we afgevoerd: handen op de rug, in de boeien. Als martelaars worden wij toegejuicht door de Arkers. Er wordt op de ramen geslagen als de bus wegrijdt naar Landgraaf.

Het verhoor op het politiebureau is minutieus. De agent schrijft alles op:
"Wat zei u precies? Kassa bij...Jannie?"
"Nee, Ja-ni-ne"
"Kunt u dat even spellen?"

Ik lever mijn schoenveters in en krijg een eigen donkere cel (1,5 bij 2,5 meter) zonder matras om mijn roes uit te slapen. Het zijn de vier langste uren uit mijn leven. Daarna worden we om de beurt vrijgelaten, om samenscholing te voorkomen of zo. Maar we zien elkaar alweer op het station, kopen wat blikjes bier, nemen de trein naar Landgraaf en sluiten ons niet veel later weer aan bij ons reisgezelschap voor het middag- en avondprogramma.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Igor Wijnker (Anna Paulowna, 1972), tekstman(iak) te Aduard. Schrijft tegenwoordig ook voor bedrijven en particulieren. Publiceerde boeken over een Marokkaans voetbalclubje in Amsterdam, een bezeten basketbalcoach en de Groningse popmuziek.