Grootouders
leestijd: 6 min

De vader van mijn vader schijnt een fijne man te zijn geweest. Ik heb nauwelijks van hem kunnen genieten, want hij stierf toen ik anderhalf was. Zijn vrouw, mijn oma, staat te boek als een nare feeks. Daarover waren mijn ouders het roerend eens: ze was de Jiddische mama from hell. Achteraf vermoed ik dat ze de strijd om de affectie van mijn vader minder behendig had aangepakt dan mijn moeder. Die strijd werd op alle fronten gevoerd. Als mijn moeder de telefoon opnam en zei 'Met mevrouw Neugarten', was oma niet te beroerd om te riposteren: 'Nee, ich bin frau Neugarten!' Toen mijn moeder ooit hip meende te zijn door haar schoonouders fondue voor te schotelen, beklaagde oma zich dat ze nota bene haar eigen eten moest klaarmaken. De dames Neugarten werden dan ook angstvallig uit elkaar gehouden.

Mijn vader nam mij en mijn oudere zus een paar keer per jaar op woensdagmiddag mee naar oma's woning in Amsterdam-Zuid, waar het naar weeë parfum rook. De naam Boldoot schiet me te binnen. Ze stierf toen ik een jaar of tien was. Met de timing van haar dood maakte ze zich opnieuw niet populair. Ze werd begraven op een zondag. Mijn moeder en ik hoefden er niet naartoe. Mijn vader ging wel, maar dat betekende dat hij, een groot schaatsliefhebber die voorafgaande aan belangrijke toernooien een 'Reglement van Orde' uitdeelde met dingen die we tijdens de ritten wel en niet in de huiskamer mochten doen ('Indien er iets genuttigd moet worden, is smakken uit den boze; andere bijgeluiden eveneens'), een groot gedeelte van de tweede dag van het WK zou missen. Ard Schenk reed die dag een wereldrecord op de tien kilometer. Dat mijn vader dat op de terugweg al op de autoradio had gehoord, maakten we op uit zijn verbitterde eerste woorden na thuiskomst: 'Zelfs in haar dood pest ze me nog.' Pas tientallen jaren later begreep ik dat het territoriumgedrag dat oma zo werd aangerekend misschien iets te maken had met haar oorlogservaringen en het verlies van haar oudste kind. Maar mijn ouders hadden een pact tegen haar gesloten waarin geen ruimte was voor begrip of verzoening.

De moeder van mijn moeder was een schat. Ze was alleenstaand, want ze was, nog in de kracht van haar leven, verlaten door mijn andere opa, een ploert van een vent. Ik had hem nog nooit gezien en daar ook nauwelijks naar getaald. Maar op mijn achttiende verraste ik mijn moeder door haar te vragen of ze een ontmoeting wilde regelen. Ik zie dat verzoek als een zeldzame daad van milde rebellie in een verder beschamend brave puberteit. Maar voordat ik me kon bedenken, liet mijn moeder weten dat ze een afspraak had geregeld. We zouden op 15 mei naar het verre Geleen rijden om haar vader en zijn nieuwe gezin te ontmoeten. Gut, dacht ik nog: 15 mei, is dat niet tweede Pinksterdag? En is Geleen niet de locatie van Pinkpop? En speelt daar dit jaar niet mijn favoriete zingende pompbediende Graham Parker? En de fijne Ierse band Thin Lizzy? Da's ook toevallig, zeg. Maar ik kan moeilijk mijn moeder helemaal naar Limburg laten rijden voor een afspraak met de man die ze meer dan dertig jaar zorgvuldig uit haar leven heeft verbannen en er dan tussenuit knijpen om bandjes te zien spelen. Ondenkbaar. Ik ben een fatsoenlijke zoon.

We stonden vroeg op. Geleen bleek ver. We werden koeltjes verwelkomd. Opa was ongeïnteresseerd en afstandelijk, zijn tweede echtgenote minzaam en geforceerd vriendelijk. Hun twee kinderen keken hun ogen uit alsof ze voor het eerst een dierentuin bezochten. Niet alleen Geleen was ver; Amstelveen was dat ook en ze leken nog nooit een randstedeling te hebben gezien. De koektrommel ging open; de koektrommel ging weer dicht. Het gesprek kwam niet op gang. Mijn ersatz-oma sprak over ons alsof we er niet waren. Ik moest uitleggen wat een gymnasium was; ik moest uitleggen wie Elvis Costello was. Er werd een karige lunch geserveerd. En wij altijd maar denken dat die Limburgers bourgondische types waren.

Mijn moeder en ik hadden op de heenweg overlegd. Noem het gerust koehandel. We zouden in geen geval voor de thee kunnen vertrekken. Dat leek na die lunch nog onnoemelijk lang. Gelukkig had ik inmiddels een boud plan opgevat. Ik besloot het erop te wagen. Ik was een minder fatsoenlijke zoon dan ik me had voorgenomen. Was het misschien oké als ik een eindje ging wandelen, de buurt verkennen? Maar natuurlijk jongen, verken er lustig op los.

We komen nu bij het gedeelte van mijn verhaal dat me na al die jaren volstrekt onwaarschijnlijk voorkomt. Van duidelijke herinneringen is hoe dan ook geen sprake. Ik ben in staat om in mijn eigen trappenhuis te verdwalen, maar op 15 mei 1978 moet ik in het mij totaal onbekende Geleen met het richtingsgevoel van een postduif naar het Sportpark zijn gelopen; ik moet voldoende geld op zak hebben gehad om een kaartje voor Pinkpop te kopen. En toen ik het terrein betrad, begon nagenoeg onmiddellijk, alsof ze op me hadden gewacht, het optreden van Graham Parker and The Rumour, dat ik tot het einde heb bijgewoond.

Daarna liep ik terug naar het huis van mijn kille grootvader, waar ik de werkelijke bestemming van mijn wandeling verzweeg. Ik moet een uur of twee zijn weggeweest, maar dat wekte nagenoeg geen verbazing. Na nog een half koekje gingen mijn moeder en ik maar weer eens op huis aan. Tijdens de rit naar huis biechtte ik op waar ik was geweest. Mijn moeder hoorde het zo geamuseerd aan dat ik spijt kreeg dat ik niet ook was gebleven voor Thin Lizzy.

Bij thuiskomst lag de nieuwe New Musical Express op onze eettafel. Op de achterkant stond een paginagrote advertentie voor een release van David Bowie. Voor het eerst zag ik de slogan 'There's Old Wave. There's New Wave. And There's David Bowie.' Dat weet ik dan nog wel.

Voor de goede orde; er kan geen enkele twijfel over bestaan dat ik dat optreden heb bijgewoond. Ik heb al vanaf mijn allereerste concert (10CC in Carré, 5 april 1976, met Sido Martens in het voorprogramma) een lijst bijgehouden met optredens die ik heb gezien. Die lijst is me heilig en ik zou er nooit een concert in zetten dat ik niet had gezien. En Graham staat erin, tussen Mother's Finest en Electric Light Orchestra. Volgens dezelfde lijst heb ik Parker later nog vijf keer gezien, al dan niet met The Rumour. Dat is vijf keer meer dan dat ik mijn grootvader heb gezien.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Robert Neugarten (Amsterdam, 1960) heeft langer dan hem lief is over films geschreven en is nu tot volle tevredenheid vertaler (Engels - Nederlands) van onder meer popbiografieën en populair-wetenschappelijke boeken.