Het circus
leestijd: 5 min

Op een zondagavond klonk er ineens rumoer op in de wijk. Ik keek op mijn Pontiac polshorloge waarvan ik sinds mijn tiende verjaardag de trotse drager was. Het was kwart over acht. Aanvankelijk bleven we zitten. Maar het geluid hield aan. Mum keek pa aan. Wat was er aan de hand? Pa haalde zijn schouders op. Niets, wat hem betrof. Er verschenen lichtstralen in het duister. Mum ging voor het raam staan, net als anderen in de straat. Er was daarbuiten iets aan de gang. Pa negeerde de commotie. Onverstoorbaar bleef hij in de voor hem op tafel opengeslagen krant neuzen. Niemand keek meer naar tv.

Tv kijken was wel een dingetje bij ons thuis. Sinds kort hadden we een kleuren-tv. De oude, vertrouwde Erres zwartwitbak was vervangen. Films zag je niet veel op tv, gelukkig wel veel tv-series. Onze favoriete werden op zondagmiddag uitgezonden. Mum en Pa waren dol op 'The Boarderers' en 'The Six Wives Of Henry VIII', Pa en ik waren vooral fan van de avonturen van loods Pedersen op de Elbe ter hoogte van Blankenese en het hele gezin was idolaat van de eveneens Duitse circusserie 'Salto Mortale'. Zodra er een nieuwe aflevering werd uitgezonden riep Mum ons en dan stormden mijn broer Jack en ik naar beneden en kropen we voor de tv.

Achter school, op het grote veld tussen de Kustweg en de Esso garage, stonden deze zondagavond twee hoge palen met fel schijnende lampen die zo het hele terrein in licht zetten. Mannen sjorden er aan dikke touwen en langzaam maar zeker werd er een circustent omhooggetrokken tussen de twee palen. Haringen werden rondom de tent in de grond geslagen en lijnen werden gespannen. Daarbij werden de mannen door steeds meer mensen uit de wijk gadegeslagen. Ik keek nog eens op mijn horloge. Het was al na half negen 's avonds. Dat ik zo laat nog op was! Dat ik zo laat nog buiten mocht zijn!

Terwijl Mum met andere moeders sprak over wat de circusmensen daar zoal aan het doen waren - iedereen had inmiddels al begrepen dat circus van Toni Boltini vanavond in Delfzijl-Noord was neergestreken, het grootste en dus ook het beste circus van het land - slopen mijn broer en ik samen met Japie van om de hoek weg. Want bij de bosschages tussen het veld en onze school weerklonk het gegrom en gesnuif van dieren. Wat waren het? Leeuwen? Tijgers? Vast en zeker paarden en wellicht een olifant of twee, maar hopelijk ook roofdieren.

Soms werd er op tv een Tarzanfilm vertoond en meestal had onze geliefde jungleheld het dan aan de stok met verfoeide stropers en verdwaasde gelukzoekers, maar er was altijd wel een scène waarin hij strijd moest leveren met een leeuw. Op school hadden we inmiddels geleerd dat leeuwinnen veruit de gevaarlijkste waren, maar de mannetjesleeuw - gewoonlijk een niet vooruit te branden luie donder - zag er indrukwekkender uit vanwege zijn machtige manen. Telkens weer haalden we opgelucht adem wanneer Tarzan zo'n leeuw had verslagen. Het gevaarlijkste beest denkbaar! De koning van de jungle!

We naderden de wagens waarin de circusbeesten zaten. Nog even en we waren er. Het gegrom nam af. Gelukkig werden de roofdieren in kooien gehouden, achter stevige hekken van gevlochten ijzer. Wij zeiden niets meer. Behoedzaam gingen we verder. Stap voor stap.

De volgende dag op school spraken wij jongens alleen nog maar over het circus. En over de wilde beesten. Waar de meisjes het over hadden wisten we niet. Vast over de paarden en de acrobaten en de jongleurs. Meisjes waren anders dan jongens. Zij hielden van mooi, wij hielden van spannend. Het circus kwam aan beide smaken tegemoet. Dat zagen mijn broer en ik met onze eigen ogen, toen we samen met Mum naar de vroege avondvoorstelling gingen. Net zoals in 'Salto Mortale' werd de voorstelling van Circus Boltini geopend met de act met de roofdieren. In de grote circustent stond een enorme kooi. We namen plaats op de houten planken, keken ernaar en wachtten zwijgend af.

Toen we de voorgaande avond eindelijk de truck met de wilde dieren hadden gevonden, konden we niets door het tralies zien. Ook was er niets meer van het gegrom te horen. Japie van om de hoek en ik fluisterden tegen elkaar dat de beesten vast al aan het slapen waren. Alleen Jack staarde met ingehouden adem de donkere beestenwagen in.

De volgende dag op school spraken we over wat we in het circus zoal hadden gezien. Zoals de leeuwentemmer die op den duur zelfs even zijn hoofd tussen de kaken van een leeuw had gestoken. Zoals de panter die omzichtig door de lange, getraliede sluis naar de kooi had geslopen. Natuurlijk hadden we het ook over de trapezeartiesten. Over de sterke man die de andere trapezeartiesten steeds weer had opgevangen en vervolgens had weggeslingerd naar de andere trapeze. Wijsneus als ik was, beweerde ik dat er geen enkele salto mortale was gesprongen. Wat ook hartstikke moeilijk is. Zelfs in de tv-serie werd er niet elke week een drievoudige salto gemaakt. Japie beweerde van wel, ik hield stijfkoppig vol dat ik niet meer dan twee-en-een-halve salto had geteld. En Jack zei niets, want die was nog steeds onder de indruk van de panter.

Niettemin was iedereen het erover eens dat de act van de Franse goochelaar het hoogtepunt van de voorstelling was geweest. Naast de kaartentrucs, was het keurig geklede mannetje vooral ijzersterk geweest in het ontfutselen van horloges en portemonnees. Zelfs de burgemeester van Delfzijl werd slachtoffer toen de goochelaar ook nog eens ongemerkt zijn ambtsketting had weten weg te nemen.

Voorheen wilden we Tarzan nadoen, na het circus probeerden we de Fransman na te apen. Met als gevolg dat Japie mij minstens tweemaal per dag bij de pols greep om zo mijn Pontiac horloge los te krijgen. Wat hem niet lukte, net zomin als ik in staat was om zijn horloge ook maar één keer van zijn pols te stelaen.

Alleen mijn broer deed er niet aan mee. Hij bleef maar praten over de panter. En vooral over die eerste avond, daar bij de bosschages, toen Japie en ik alweer naar huis liepen en hij nog even bij de beestenwagen was blijven staan. Toen het al negen uur 's avonds was en hij zich bij ons wilde aansluiten om naar huis te gaan, was er ineens een paar gele ogen in het duister van de beestenwagen verschenen. Het was gepaard gegaan met zacht gegrom.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Bill Mensema (Delfzijl, 1960). Halve Nederlander, halve Engelsman, halve Australiër, computerprogrammeur, radiomaker, striptekenaar, rocker, naaktmodel, notulist, taxichauffeur, copywriter, columnist, maar vooral schrijver.