La Soleillette 
leestijd: 4 min

Zomer 1988. Ze heten Ed en Wil. Hun halfpension in het midden van niets: la Soleillette. Met de nachttrein kom ik na een stuk of 18 uur reizen 's ochtends vroeg aan in Genève. Ed, Zwitsers horloge, BMW, haalt me op. "Bij een eventuele grenscontrole, moet je absoluut niet zeggen dat je bij ons komt werken; je komt op familiebezoek", verordonneert Ed me, we beschouwen onze meisjes als familie." Slaperig knik ik. Wat is het hier mooi! Er is nog een meisje, Carola. Zij werkt me enigszins in en neemt dan na een paar dagen innig afscheid van Ed en Wil.

Zo goed en zo kwaad als ik kan, probeer ik bij te houden welke kamers schone handdoeken behoeven, welke schoon beddengoed, let ik op het lege van asbakken en maak ik schoon. Het wil maar niet in mijn systeem raken en alles gaat fout. Van Ed word ik alleen maar nerveuzer. Vooral als hij, wanneer ik wil uitleggen wat voor idee ik heb bedacht om een en ander makkelijker te onthouden, mij onderbreekt en uitroept "Ja, wàt heb jij in je hoofd?!" Hij kan me wel schieten. Wanneer het tijd is voor koffie en we met zijn drieën zijn, vraagt hij aan zijn vrouw "Wat wil zij drinken?" terwijl ik schuin tegenover hem zit.

In de keuken ben ik later van de weeromstuit de tel kwijt ben bij het afmeten van water voor bouillon. Wil scheldt me, buiten het gehoor van de gasten boven in de eetzaal, uit voor alles wat los en vast zit, om me een minuut later een pepermuntje aan te bieden. Ik ben niet gek. Alleen Meral, de hond, een Golden Retriever, kijkt me medelijdend aan.

Gelukkig heeft mijn moeder een paar broeken in elkaar weten te zetten, (inclusief labels van echte merkkleding, zodat ze wat lijken) en er wat zomerse, T-shirts-met-veel-wit bij gekocht, zodat haar dorpsgenoten, die toevallig een paar dagen in La Soleillette hebben geboekt, deze kunnen afleveren en ik er steeds netjes uitzie; netter dan ik zelf ben. Met het pakket komen schrijfsels en af en toe krijg ik ook post van andere familieleden en vrienden.

Wanneer de baas en bazin een middag weggaan om boodschappen in te slaan - er zijn weinig gasten - loop ik naar Bogève, het gehucht verderop. Op een bank in het kerkje plof ik neer en weet, godbetert, van ellende niets anders te doen dan huilen, zuchten en weer op te staan. Terug naar 'het zonnetje'.

Er komen weer gasten. Veelal oudere, welgestelde echtparen. Sommige zijn aardig en nemen me 's avonds een keer mee naar de Mont Blanc, andere zijn vreemd: er is een vrouw wier man haar niet aan kan zien met nat haar; daarom eten zij wat later na thuiskomst van een rit door de bergen. Föhnen kan lang duren. Een Fries uit Drachten geeft mij tijdens het schoonmaken van de wc's stiekem een fooi met een knipoog. "Deze voor jezelf houden he?!" klinkt het, :deze is niet voor de pot, snap je?!" Kennelijk heeft hij wel door hoe het er hier aan toe gaat met het personeel.

Ik tel de weken af en na een stuk of vijf komen V. en haar moeder uit Genève langs om eens te kijken waar ik werk. V. is een conservatoriumstudent en studiegenoot van een zus. Het is heerlijk om over dingen te praten met mensen bij wie ik me meteen op m'n gemak te voel. Ed en Wil vinden hen maar raar. Sowieso is Ed van mening dat studenten in Nederland slechts profiteurs zijn van de maatschappij. Met zijn 'Arbeid verwarmt, luiheid verarmt' ben ik het helemaal niet eens, maar ik houd me wijselijk stil; ik moet nog een week.

Dan zetten Ed en Wil me met een ongemeend 'Tot ziens' af bij de flat van V.'s ouders en voel ik me ineens kilo's lichter, wat klopt: mijn ouwe kloffie fladdert om me heen. Als de lift boven komt, tril ik op mijn benen. De eerste drie uur praat ik alle misère van me af, maar daarna geniet ik twee dagen gastvrijheid in een prachtige stad, inclusief lekker bed en echte kaasfondue. (V.'s moeder, een rasechte Amsterdamse, vindt alle gezonde dingen die Nederlanders er omheen verzinnen maar niets; 'Meissie, 't is gewoon stokbrood, Gruyère, Emmentaler, Kirsch, witte wijn en thee, meer heb je nie nodig.')

Bij terugkomst in Nederland ga ik eerst bij m'n ouders langs alvorens me weer in het studentenleven te storten. Na deze zes weken zijn zij de beste pa & ma die ik me wensen kan; ze worden getrakteerd op een etentje.

Wanneer ik jaren later met mijn moeder herinneringen hieraan ophaal, vertelt ze me dat ze ergens begin jaren '90 op een receptie een stel ontmoette, waarvan de vrouw haar meedeelde: 'Die jongste dochter van jullie, dat wordt nooit wat!" Mijn moeder heeft zich wijselijk stilgehouden, maar ik verzeker je dat wie ooit zoiets over mijn dochters tegen mij zegt, een knal kan krijgen van hier tot aan de sterren en La Soleillette!

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Marieke Jonker (Bovensmilde, 1966) groeide op in Friesland – woont in Groningen sinds 1985. Docent, stemacteur, percussionist, zangeres, graag op pad. Dubbelvla? Schudden voor gebruik!