Teringwijf
leestijd: 1 min

In café De Volksvriend schoof een man moeizaam bij aan mijn tafeltje. Een snotterbel glansde op zijn bovenlip.
'Ik heb COPD,' verklaarde hij snuivend en keek me triomfantelijk aan.
Ik moest onmiddellijk denken aan de kop van een man op een schilderij van Jeroen Bosch.
'Hebt u veel gerookt?' vroeg ik.
'Je luistert niet,' zei de man. 'C-O-P-D. COPD heb ik. Maar ik heb een scootmobiel. Evengoed kost mij dat nog € 19,50 in de maand. En er is helemaal niks aan om hier rond te rijden. Dit is een rotstad!'

Hij snoof opnieuw. Bij het uitademen via de neus blies zich een troebel belletje op bij zijn linkerneusgat.
'Financieel ben ik niet rijk,' zei de man.
'Ik ook niet,' zei ik.
'Dat dacht ik gelijk toen ik je zag. Hoe oud denk je dat ik ben?'
'63,' zei ik. Hij wachtte even.
'70,' zei hij.

Het belletje was geknapt, de snotterbel begon in te drogen. Het glanzen werd minder. De man vertelde dat hij een van de twaalf kinderen van een schipper was. Zijn vader voer met bieten, oud ijzer en pulp. Hij was het enige kind dat nog leefde. 'Hebt u zelf ook kinderen,' vroeg ik. 'Of hebt u geen zin om daarover te vertellen?'
'Nee,' zei de man gedecideerd.
We dronken zwijgend. Hij staarde in de verte.
'Dat teringwijf...', hoorde ik hem mompelen. Ik keek hem verbaasd aan.
'Luister. Ik zal het je precies vertellen. Twee kinderen heb ik. Maar die ene is niet van mij. Honderd procent zeker. Die is van mijn broer. Duizend procent!'

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Paul Abels (Lonneker, 1958) is AFdH Uitgever en was eerder leraar Nederlands, antiquaar, jazzplatenhandelaar, galeriehouder, copywriter, journalist.