Hersteltijd
leestijd: 5 min

Een zwangerschap is 'negen maanden op, negen maanden af', las ik in een van de commerciële nieuwsbrieven over ouderschap, die ik tegenwoordig vrijwillig in mijn mailbox ontvang. De online glossy staat vol met foto's van stralende moeders, en roze baby's die met onschuldige ogen de lens in kijken, omringd door een keur aan accessoires die onmisbaar zijn in het leven van verse, onwetende ouders. De verkoopwaren zijn bijna allemaal van plastic en flink aan de prijs. Iedere keer als ik op het punt sta om me af te melden van deze reclamefolder in vermomming, lees ik iets dat ik nog niet wist.

Eerst vond ik het een verontrustend feit, die 'negen maanden op, negen maanden af': achttien maanden, die gelijk staan aan anderhalf jaar aanpassing en acceptatie. Maar inmiddels heb ik de zin omarmd als was het een geruststellende waarheid. 

Ik bevind mij op dit moment in de fase 'negen maanden af': laat mij maar lekker herstellen. Laat mij maar denken dat er meer dan genoeg tijd is om op te krabbelen. Bovendien had de nieuwsbrief gelijk: er kan alweer zoveel meer dan eerst! Niet alleen mag ik bijna alles weer eten en drinken, maar bijvoorbeeld ook activiteiten zoals hardlopen behoren weer tot de mogelijkheden. Ik trek mijn sportschoenen aan en besluit om mijn vaste rondje te rennen. Mijn benen herkennen het wel, maar willen het nog niet van harte accepteren. Het eerste stuk over de Helperzoom voelt wiebelig en onstabiel. Ik ren langs de vertrouwde boerderijen in Essen en op de terugweg komen de bomen van de begraafplaats in zicht. Het tempo zakt. Maar ik heb tijd, ik mag gerust herstellen, dat is normaal, heb ik gelezen. In een opwelling buig ik af, de begraafplaats op. Stenen en botten, denk ik hijgend, overal stenen en botten hier. En bomen. Stenen en botten en bomen. 

Zwanger zijn is om te beginnen al een behoorlijke opgave, en daarna duikelt het leven in een suizende vaart over de kop in een mate die niemand je durft te voorspellen. Van een geboorte zou je het liefst wekenlang welverdiend willen bijkomen, maar vanaf het eerste moment is slapen een luxe geworden, en vereist de nieuwe situatie je volle aandacht.

Tijdens de geboorte en de eerste uren erna volgde ik slechts instructies op. Er gierden onbekende hormonen door mijn lijf en er stonden onbekende personen aan mijn bed te doen alsof mijn immense pijn normaal was. Ik vond de situatie buitengewoon vervelend, maar had wel in de gaten dat protesteren geen zin had. Ik had ze nodig, die mensen. Dus ik probeerde mee te gaan in de sfeer van die natuurlijke, nuchtere alledaagsheid, door ook te doen alsof de situatie normaal was. Dit was bepaald níet het moment om gevatte opmerkingen te plaatsen, of vraagtekens te zetten bij de protocollen op de afdeling verloskunde. Bovendien was ik tamelijk verbijsterd over het natuurgeweld dat zich had afgespeeld, waarbij ik urenlang volledig was overgeleverd aan dat ziekenhuis, met haar protocollen en talloze zusters. Talloze zusters! Zoveel verschillende zusters had ik nog nooit gezien, dagzusters en nachtzusters, vriendelijke en strenge, oude en jonge zusters. Allemaal hadden ze haast. Beheerste haast, maar haast, ik zag het heus wel.

Laat het over je heen komen, denk aan de baby, concentreer je.
De baby drinkt niet, de baby drinkt een beetje, de baby drinkt te weinig, de baby heeft een te lage temperatuur, ze is blauw om haar mondje, ze moet in de couveuse, zegt de zuster. De baby wordt weggerold naar een andere kamer.
Er komt een andere zuster binnen.
Hoe gaat het? Mag ik de hechtingen controleren? Ze wil niet drinken hè. Heb je al gekolfd?
Wil je vriend hier overnachten? Er wordt een logeerbed uitgeklapt.
In slaap zakkend, zie ik een andere zuster.
Maak je geen zorgen, zegt ze.
Maar ze heeft haast. Ze wil mijn bloeddruk meten.
Hoe laat is het? Vraag ik. Tien over vijf.
Hoe gaat het nu met de baby? Wil ze drinken?  
We gaan haar eerst temperaturen. 
Het mutsje van de baby is kwijtgeraakt tijdens het verschonen van het bedje.
Waar is haar mutsje? We kunnen het nergens vinden.
We slapen anderhalf uur.
Het logeerbed van mijn vriend is te kort, zijn voeten steken uit. Hij duwt het matras op de grond.
Daar verschijnt plotseling een karretje met ontbijt, en daar is ook de volgende zuster. 
Ze zegt dat het matras niet op de grond mag liggen. 
Wat wilt u? 
We willen alles. We stapelen appels, bananen en brood op een dienblad, naast yoghurt, en kaas die per plakje verpakt is. De koffie is niet lekker. Boter uit piepkleine kuipjes smeren we op droge havercrackers. De baby slaapt. Ze is niet meer blauw, ze is roze.
Naast mij gaapt een kraakwit patiëntenbed, waar mijn vriend niet op mag liggen. De volgende zuster zegt niets van het matras op de grond. 
Wat een prachtige baby! Het gaat goed, jullie mogen straks naar huis.
Naar huis. Naar huis met de baby. Een uur later zit ik in een rolstoel, voortgeduwd door mijn vriend, in mijn armen houd ik een klein meisje.

Mijn benen zijn zwaar, en ik loop langzaam langs de grafstenen. Er is verder niemand hier. De toppen van de bomen bewegen hoog in de wind. Botten en stenen, botten en stenen en bomen. Ik probeer uit te rekenen hoe oud de overledenen werden. Onder een grote grijze grafsteen ligt iemand die drieënvijftig jaar werd: te jong. Ik loop door, mijn ogen zoeken de data op de volgende steen en ik reken uit; deze vrouw werd zesentachtig. Mooi. Op een volgende steen lees ik: Ik had nog veel meer willen leven, vooral mijn liefde was nog groot. Deze jongen werd tweeëndertig. Dan zie ik een klein grafsteentje. Ik sta stil bij het grafje en reken uit; een maand en een week. Ik schrik. Een baby. Ik zie ineens mijn meisje voor me. Er zijn al zoveel mensen weg, en er is nog zoveel tijd, zoveel hersteltijd eerst, en daarna ook nog. Laat mij alsjeblieft denken dat er nog oneindig veel tijd is.

Ik zet het op een rennen.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Leonieke Toering (Leidschendam, 1978) is muzikant, zangeres, schrijver en voice-over. Ze woont in Groningen sinds 1999, en studeerde af aan de RuG in 2003 (Engelse taal- en letterkunde).