Bills brommerverhalen #3: De brommerhelm
leestijd: 4 min

Halverwege de jaren zeventig was een helm niet verplicht als je op je brommer reed. Lange tijd was de enige die je daarmee zag de jonge lerares Frans bij ons op de middelbare school in Appingedam. Zij woonde met haar man in Loppersum, op zo'n 12 kilometer rijden van school, en ze kwam elke dag op haar Solex naar school. Volgens de kenners, zoals Izzy en Lars, was dat niet een echte brommer, meer een fiets met hulpmotor. Het rijwiel werd oneerbiedig ook wel een ploffiets genoemd. Niettemin stak de lerares Frans zich altijd in een lang, zwart, leren motorpak wanneer ze op haar Solex de weg op moest gaan. Ze droeg daarbij strakke leren handschoenen en op haar hoofd had ze een witte pothelm, met een riempje onder haar kin vastgemaakt. Qua kleding zag het er allemaal heel indrukwekkend uit, maar dat stond dan weer in schril contrast met de Solex, die toch het lachertje was van al het gemotoriseerde vervoer.

Als ik er nu aan terugdenk, dan kan ik niet anders dan vaststellen dat de lerares er behoorlijk modieus uitzag. Misschien meer iemand uit het begin van de jaren zestig, getransporteerd in tijd naar het midden van de jaren zeventig. Zoals gezegd was er in die dagen geen helmplicht. Heerlijk vond ik dat. Ik was nog maar 15 jaar oud toen ik al van mijn ouders zo op de verder ongebruikte Peugeot 102 damesbrommer van mijn moeder mocht rijden. Dat deed ik alleen in de buurt. Maar zo nu en dan ging ik een lang stuk over de Kustweg en dan voelde ik de wind in mijn haren. Dat was een heerlijk gevoel. Niet alleen de sensatie zelf, maar gemengd met een idee - hoe klein op dat moment ook nog - van vrijheid. Dat was een van de beste dingen die ik in die dagen kon ervaren. Ik genoot er met volle teugen van. En ik kon niet wachten om 16 te worden zodat ik dan eindelijk echt vrij op de brommer kon rijden.

Er waren een paar jongens bij mij in de klas die al 16 jaar oud waren, zoals Lars en Izzy. Dat waren boerenjongens die alleen maar op buikschuivers zoals Kreidler en Zündapp reden. Daarop maakten ze zich zo klein mogelijk, zodat ze de minste tegenwind hadden. Vervolgens gooiden ze hun brommer in de hoogste versnelling en gaven ze vol gas. Op de ruilverkavelingswegen op het platteland waar bijna geen kip reed wisten ze zo enorme snelheden te behalen. Nadat Izzy eens was gevallen met zijn brommer, waarbij het grind op de weg een flink stuk van zijn kin had opengehaald, schafte hij zich een integraalhelm aan. Aanvankelijk noemden we dat een astronauthelm, omdat er niet alleen zo'n glazen zichtschuif op zat die je open of dicht kon doen, maar omdat de helm ook het onderste deel van het gezicht beschermde. Izzy was de eerste van wie ik wist dat hij een integraalhelm had, maar een heleboel boerenzonen kochten al snel zo'n helm. Hoe sneller zo'n jongen op zijn buikschuiver ging, die hij vaak ook nog had opgevoerd, des te blitser was zijn integraalhelm. Zwart metalliek, donkerblauw metalliek, donkergroen metalliek, zilver metalliek. Altijd in zo'n kleur, nooit in een felle kleur, want dat was immers voor 'sneue lieden die alsmaar moeten compenseren'.

Op 12 januari 1976 werd ik 16 jaar oud. Eindelijk kon ik vrij en onbezwaard op mijn moeders brommer rijden, waarheen ik maar wilde. Het centrum van Delfzijl in, Delfzijl uit, naar Appingedam, naar Meedhuizen en Tjuchem, naar Holwierde en Uitwierde. Het was nu allemaal mogelijk. Dik tevreden had ik mezelf nog gezien in de spiegel deze ochtend, met mijn volle bos haar, bestaande uit donkerbruine krullen die tot vlak bij mijn schouders naar beneden hingen. Ik zag eruit als de tweelingbroer van mijn grote stripheld de cowboy Mike S. Blueberry, hoewel mijn neus niet gebroken was zoals de zijne.

Zolang had ik mij op deze dag verheugd, de dag waarop ik eindelijk echt vrij op de brommer van mijn moeder mocht gaan rijden. Met de wind in mijn haar. Want dat was mijn ding: ik hoefde niet zo nodig heel hard te rijden, maar ik vond het wel heerlijk om de wind in mijn haren te voelen. Ging niet gebeuren. Ging niet langer gebeuren. Want de smerige, gemene, valse fascisten van de regering hadden in hun oneindige wijsheid besloten om per 1 januari 1976 een helmplicht in te voeren voor iedereen die op een brommer rijdt. Het voelde als een klap in mijn gezicht. Ik bleef er wekenlang over klagen. Wekenlang.

Ik bleef maar klagen.

Ook toen ik samen met mijn moeder Delfzijl in ging om een helm te zoeken. Tot mijn verbazing bleek ik zo'n dikke kop te hebben, dat alleen de allergrootste maat mij paste. Mijn moeder haalde haar schouders op en mompelde dat ik nu eenmaal een zoon van mijn vader was, die ook al zo'n dikkop was. Over de kleur van de helm had ik niets te zeggen. In heel Delfzijl was er maar eentje van dat reuzenformaat voorradig en die was feloranje. Wel zat er een klep op, net zoals op de pothelm van de lerares Frans op haar Solex, en stak er een leren riempje uit om de helm onder mijn kin vast te zetten. Ik was er zo verbouwereerd door dat ik twee dagen lang vergat te klagen.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Bill Mensema (Delfzijl, 1960). Halve Nederlander, halve Engelsman, halve Australiër, computerprogrammeur, radiomaker, striptekenaar, rocker, naaktmodel, notulist, taxichauffeur, copywriter, columnist, maar vooral schrijver.