Niet van hier
leestijd: 3 min

Voor mij uit fietst een vrouw met een korte grijzende coupe van het type, 's ochtends geen werk van. Bij de aanblik van een wachtrij op de stoep van een bekende Zwolse banketbakkerij, roept ze joviaal naar een van de wachtenden: 'Gelukkig is het mooi weer!' De man kijkt verbaasd op van zijn mobiel.

Ik kom bij mijn moeder vandaan. Waarschijnlijk ben ik de enige die haar in coronatijd nog aanraakt en kust. 'Nou én, als ik ziek word en doodga,' zegt ze stoer. Hoewel ik stiekem denk dat ze het ook wel een beetje meent. Steeds vaker begroet ze me met de woorden 'je moet niet zo oud worden als ik hoor...'. Zesennegentig is ze. Het staat met grote papieren letters op het raam geplakt. Mijn moeder maakt zich zorgen of ik wel genoeg oranje papier over heb om op 2 april 2021 de zes door een zeven te vervangen.

De vrouw rijdt voor me uit in de richting van het station. De logeerpartij bij mijn moeder zit er voor deze week weer op. Ik ga naar huis. Met de trein. De laatste keer dat ik met de auto naar Zwolle ging, kreeg ik een paniekaanval achter het stuur. Met frisse tegenzin was ik al aan de rit begonnen. Slechte nachtrust en stromende regen. Toen ik in Heerenveen de afslag Zwolle miste en door moest rijden naar Joure, kroop er een tinteling in mijn aderen, die bezitnam van mijn gezond verstand. Mijn hart bonsde onregelmatig in mijn keel en ik moest ineens nodig poepen. Die twee hoorden sinds kort bij elkaar, poepen en paniek. Nog nooit was ik zo blij een gele M hoog boven een industriegebied te zien uitsteken. De redding was nabij. Het bloed gierde door mijn aderen toen ik de McDonald's binnenwankelde. Panisch keek ik om me heen. Het restaurant was alleen open voor afhaal, maar daar was blijkbaar niemand van op de hoogte. Er was geen kipnugget te bekennen.

Van de medewerkster, die wat mij betreft kon fluiten naar de titel medewerker van de maand, mocht ik alleen van het toilet gebruikmaken als ik iets bestelde om af te halen. Het dreigde mij dun door de broek te lopen en het gevoel in elkaar te storten werd met de seconde sterker. Een flesje water dan maar. Na de ontlading en met een plastic zakje om in te ademen, keerde ik om en reed bibberend terug naar huis. Mijn moeder belde ik af. Daarom ben ik nu met de trein.

Op het Ter Pelkwijkpark draait de vrouw met de makkelijke coupe zich naar me om. 'Weet u de Van Lierstraat?' De naam komt me niet bekend voor, dus moet ik haar teleurstellen. 'Weet u dan misschien makelaar Van der Velde?' Ook nu gaat er geen lampje branden. 'Waarom niet?', vraagt de vrouw ongegeneerd en ik begin te vermoeden dat ze niet zonder meer joviaal is. 'Ik ben niet van hier,' lieg ik om ervan af te zijn. Ik ben wel van hier. Maar toch ook alweer 47 jaar niet. 'Waar ben je dan wel van?' Wil ze ook nog weten! 'Van Groningen,' roep ik. Dat zal de ondervraging wel afsluiten. Maar mevrouw heeft nog een wijsheid in pacht die ze graag wil delen. 'Je bent niet van Groningen, je bent van jezelf!' zegt ze vergenoegd grijnzend. Daar valt weinig tegenin te brengen, behalve dat ik vooralsnog ook nog altijd een beetje van mijn moeder ben.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Tjitske Zuiderbaan (Zwolle, 1955). Chroniqueur gedreven door liefde en aanverwante ellende. Schrijft korte verhalen waarvan zij hoopt dat niet al te veel lezers zich erin zullen herkennen. En toch ook weer wel.