Goodbye, cruel world. I'm off to join the circus
leestijd: 6 min

Negentientachtig. Ik was gestopt met de studie waar ik nooit echt mee begonnen was. Drie levensdoelen had ik inmiddels bereikt: Ik woonde in Stad, was eindelijk geen maagd meer en ik speelde in een band. Af en toe had ik een baantje. Bij de Enka, Aagrunol of als putjesschepper bij de Gemeentereiniging. Eten deed ik uit de koelkast van vriendinnetjes.

Paul belde. Hij werkte bij een circus. Piste. Ze hadden mensen nodig. Dat klonk romantisch. Maar dat viel tegen. 's Morgens om zes uur tent opbouwen. Een grote driemaster. Ontbijten met zwarte koffie en zware Van Nelle. Daarna matinee, avondvoorstelling en als het tegen zat knokken met de plaatselijke brommerjeugd. Maar we waren jong en konden het geld goed gebruiken.

Er werkten rare figuren. Voorman was een klont van een vent. Ik kende zijn bejaarde vader wel. Die woonde bij mij in de straat en verkocht gestolen autoradio's. Vrouw Voorman deed de kassa van het circus en de slangenact. Zij was al lang blij dat ze niet meer achter het raam in de Nieuwstad zat. Ze hadden drie kinderen. Die gingen niet naar school. Even was er Jozef, een gedeserteerde Poolse matroos. Het was de eerste Oostblokker die ik ontmoette. Toen de Muur nog stond zag je ze niet veel. Na een paar dagen sjouwen en geen geld vluchtte hij weer verder. Verder had je Hans, een mooie wat mysterieuze jongen die meestal op zijn nest lag. Afkicken van de heroïne, wist Paul. Zo had iedereen daar zo zijn redenen om onder te duiken in de circuswereld. Als je zonder gezeur je werk deed werden er geen vervelende vragen gesteld.

Waarom Paul zijn plek in de bontbeschilderde personeelscaravan aan mij had afgestaan voor een matrasje in de veewagen van de kameel werd duidelijk toen het licht uitging en de clown, waarmee ik de caravan deelde, zich op zijn nachtelijke hobby stortte. Ik was nooit in dienst geweest en vond masturberen iets dat je in je eentje deed. De clown vond dat niet. Als de wekker ging trok hij zijn enorme schoenen aan, zette een een rode fopneus op en stapte dapper de modder in.

Het geld dat wij verdienden maar steeds niet kregen ging vooral naar Billy Williams, de western-act. Billy kwam uit België en was een legende in de circuswereld. Hij had overal en met iedereen gewerkt. Inmiddels was hij ver over de zeventig, al zou je dat niet zeggen. Hij droeg een enorme hoed op zijn pikzwart geverfde haren, Daaronder een zilverpaars cowboykostuum. Billy verdiende goed. Daarvoor deed hij tweemaal daags zijn act. Als hij niet meteen na de voorstelling werd uitbetaald startte hij zijn truck en reed langzaam het terrein af tot de directeur met een hand vol bankbiljetten achter hem aan kwam rennen. Verder lag hij de hele dag met zijn bevallige assistente in de trailer. Billy duldde geen concurrentie. De assistente mocht met niemand praten en kwam pas tevoorschijn als het showtime was.

'Allez! Vous!' zei Billy en wees op mij. Hij ging zijn act oefenen en ik was aan de beurt. Hij zette me voor een houten bord waarna hij van een flinke afstand met enorme messen een aantal ballonnen kapotgooide. De messen boorden zich op een paar centimeter van mijn hoofd in het hout en bleven daar trillend staan. Daarna pakte hij een buks en een spiegeltje, draaide zich om en schoot over zijn schouder de rest van de ballonnen lek. Je laat je niet kennen, hè?

Het ging niet zo goed met het circus. We toerden door de kop van Noord-Holland. Plaatsen als Jisp, Den Ilp, Driehuizen. Soms zaten er nog geen dertig mensen in de enorme tent. Het gebodene was, op Billy na, dan ook van een bedenkelijk niveau. De rukkende clown was echt niet grappig, de koorddanseres viel regelmatig van de draad en de kameel deed niet veel meer dan knielen waarna de lama over hem heen sprong. De drummer - Paul - moest dan een flinke roffel geven, gevolgd door een klap op het gescheurde bekken. Aangezien hij een vrij beroerde slagwerker was herkende het publiek dat niet als een oproep tot applaus en bleef het angstig stil.

Ik startte een cassettebandje in. De Bolero klonk uit de krakkemikkige installatie waarop de kassajuffrouw in een zilveren jurkje op erotische wijze met een enorme slang door de piste danste. Het was winter. Koudbloedigen bewegen dan niet veel maar hij at ook niks en begon raar te ruiken. Bij nadere inspectie bleek het beest in staat van ontbinding te verkeren. Voorman gooide, zonder gebed, de boa constrictor in een sloot achter de tent en het circus trok weer verder.

Een paar dagen later kwam de hele ganzenact om het leven bij een verkeersongeval. Iemand had hun hok open laten staan en ze hadden hun kans gegrepen om te ontsnappen aan het, zelfs voor ganzen, onmenselijke werkklimaat. Niet gehinderd door enige kennis van de verkeersregels stiefelden ze de straat op en werden prompt overreden door de plaatselijke SRV-wagen.

De aap werd uit het programma geschrapt nadat hij een kind had gebeten. De ouders waren afgekocht met suikerspinnen en vrijkaartjes voor het hele gezin maar het was duidelijk dat Cheeta niet meer te vertrouwen was. Hij woonde in een kooi in de vrachtwagen waar ook het chemisch toilet zich bevond. Als ik 's morgens na de eerste koffie plaatsnam op het plastic toiletje keek ik recht in het gezicht van de doodongelukkige aap.

De impressario, een nog onbekende Joop van den Ende, was een circus begonnen met zijn kersverse televisiesterren Bassie en Adriaan. En nu wilde hij van ons af. Iedereen kwaad. Er werd besloten hem een bezoek brengen in zijn hoofdkantoor te Aalsmeer. Iedereen mee. 'Dhr. van den Ende is helaas niet aanwezig', zei de baliejuffrouw. 'O ja, en wie is dat dan?', zei Voorman en wees op een lange, kalende man die net de trap afkwam. Joop nam geen risico, klom weer naar boven en verdween schielijk achter een deur. Voorman wilde erachteraan maar werd getackeld door de security en klapte dreunend op de nepmarmeren vloer. Na een korte schermutseling stonden we weer buiten.

's Avonds werd besloten in te breken bij Bassie & Adriaan. Ook weer met z'n allen. Een vriend van Voorman werkte daar en had een schurfthekel aan zijn bazen. Vooral aan Bassie die zijn pruik met lijm op zijn hoofd had bevestigd om te voorkomen dat het ding af zou vallen. Nu, halverwege het seizoen stonk hij inmiddels harder dan de kameel. Voorman's vriend zou een hek voor ons open laten staan zodat we ongemerkt binnen konden sluipen. Dat zou die Van den Ende leren. De buit bestond uit een accu, wat gereedschap en de rode neus van Bassie.

Inmiddels was de lol er voor mij wat af. De betaling bleef uit, het werd voorjaar en ik vond het tijd voor Groningen.

Goodbye, cruel circus. I'm off to join the world.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Bert Hadders (Tweede Exloërmond, 1962) is voormalig circusdrummer, poffertjesbakker en putjesschepper. Hadders schrijft liedjes in het Veenkoloniaal Drents. Op zijn naam staan meerdere klassiekers in de Nedersaksische streektaalmuziek. Soms schrijft hij in het Nederlands. Meestal korte verhalen.