Winkelen met Lenny
leestijd: 6 min

Achter de schermen bij een popjournalist.

Als tiener verslond ik de verhalen van Constant Meijers in Muziekkrant OOR over zijn bezoeken aan Neil Young. Hoe hij hem bezocht op zijn ranch, opnamesessies bijwoonde en nooit uitgebrachte liedjes mocht beluisteren. Hoe hij Young flessen tequila van zijn favoriete merk Jose Cuervo Gold bezorgde en met hem doorzakte. Prachtige verhalen die me Young én zijn liedjes beter deden begrijpen. Toen ik zelf eind jaren tachtig aan de slag ging als muzikant en producer, kon ik daar voorlopig nog niet van leven. Ik loste het op door erbij te gaan schrijven voor het muzikantenvakblad Music Maker. Voor het doen van de interviews had ik als ideaalbeeld de verhalen van Meijers. Hoe anders was de werkelijkheid!

Niks op bezoek gaan bij de rockster thuis, niks backstage rondhangen... Tijdens de door de platenmaatschappij georganiseerde persdag mocht je aanschuiven bij de andere journalisten in Café Americain in Amsterdam. Van daar werd je naar een bovengelegen hotelkamer geleid, waar je een half uur je vragen mocht stellen. En hup, plaats maken voor de volgende. Uit de verhalen van de collega's begreep je al snel dat iedereen met hetzelfde PR-verhaaltje werd opgezadeld. Probeer daar nog maar iets leuks van te maken! Dan had ik nog het geluk voor een muzikantenvakblad te werken. Vragen over liedjes schrijven, gitaarspelen, produceren en het favoriete instrument deden zelfs de meest suf gelulde rockster nog loskomen en leverden soms nog wel eens een aardige quote op.

Wij journalisten klaagden regelmatig over het strakke regime, maar anno 2020 praten we met weemoed over die jaren negentig en de bar van het Americain. Want de persdagen van toen waren heilig vergeleken met de gang van zaken nu. Nederland is maar een stipje op de wereldbol, dus komen artiesten van naam nog maar zelden over voor een persdag. Op zijn best is er tijd voor een phoner, een telefoongesprekje van twintig minuten. Bij een bekende band meestal niet met de gezichtsbepalende figuren, maar de bassist of de drummer. Niet voor niets besteden de Nederlandse muziekmedia steeds meer aandacht aan muziek van eigen bodem en oude helden van wie een succesalbum voor de zoveelste keer opnieuw wordt uitgebracht. De wereldsterren van nu zijn ook voor hen onbereikbaar geworden.

Ondanks het strakke regime waarbinnen mijn collega's en ik in de nineties moesten werken, was er af en toe nog wel ruimte voor wat meer persoonlijk contact. En kan ik op verjaardagen toch een paar leuke anekdotes vertellen. Over Lenny Kravitz bijvoorbeeld, die ik interviewde vlak na het verschijnen van zijn debuutalbum en hit Let Love Rule. Omdat Music Maker de laagste oplage van alle aangemelde media had, stonden wij vaak als laatste op het programma van de interviewdag. Zo ook bij Kravitz. Het gesprek met hem ging onder andere over vintage apparatuur en sixtiesplaten. Aan het eind van het gesprek vroeg hij: 'Weet jij hier in de stad nog wat leuke tweedehands platenzaken?'. Die wist ik uiteraard en even later zaten we in de tram op weg naar Concerto. Met een mutsje over zijn rastakop was Lenny totaal onherkenbaar en konden we ongestoord de platenbakken doorspitten. Na een half uur stond hij bij de kassa met een handvol singles en lp's van The Beau Brummels, The Beach Boys en een cd'tje met outtakes van The Beatles. 'Can't wait to hear this!', glunderde hij. Aardige jongen, echte muziekfanaat.

Zoals gezegd kwam Music Maker meestal als laatste aan de beurt. De muzikanten waren dan weliswaar suf geluld, maar het vrijuit kunnen praten over hun vak hield ze overeind. Sommigen wilden na afloop nog even de stad in om een borrel te drinken. En dus bewaar ik leuke herinneringen aan doorzaksessies met o.a. Sheryl Crow, Mick Ronson, Karl Wallinger en Nick Lowe. Al is me van de gesprekken zelf niet veel meer bijgebleven. Voor mijn gesprekspartners was het ook simpelweg life on the road.

Roem is een maalstroom. Artiesten van naam en faam worden dag in dag uit geïnterviewd. Je bent één van de vele gezichten die ze onderweg tegenkomen. Iedereen houdt zich aan het protocol om het allemaal zo vlot mogelijk te laten verlopen, want zeker in de internationale muziekwereld is tijd geld. Maar anoniem is het zeker niet. Artiesten die je eerder hebt gesproken, tonen vaak wel tekenen van herkenning. Elvis Costello, Karl Wallinger (World Party) en Neil Finn (Crowded House) werden steeds hartelijker in hun begroetingen en haakten in op vorige gesprekken. Zelfs Paul McCartney, toch de meest geïnterviewde persoon op aarde, vroeg bij de derde keer voorzichtig 'We have met before, haven't we?' Na afloop signeerde hij genereus mijn blauwe dubbelelpee, die ik ooit van mijn moeder kreeg en voor mij kennismaking met The Beatles betekende. 'Your mum had taste! It's actually a pretty good compilation', zei Paul, toen ik het waarom vertelde en hij instemmend de tracklisting inspecteerde. Met een ferme handshake namen we afscheid. Ook mijn moeder was er verguld mee.

Beroemdheden zijn rock royalty en het protocol is strak. Maar soms mag het keurslijf los. Beatles-producer George Martin interviewde ik in 1993 naar aanleiding van de soundtrack die hij had geproduceerd van de musicalversie van Tommy van The Who. Beleefdheidshalve begon ik het interview met wat vragen over die productie. Zo vertelde hij dat de plaat digitaal was opgenomen. Nu was ik in die tijd net zelf bezig mezelf de eerste grondbeginselen van Pro Tools eigen te maken en dat viel niet mee. Toen ik Martin vroeg hoe hem het werken met de software was bevallen, barstte hij in lachen uit. 'There you got me!' Hij legde uit dat zijn zoon Giles de whizzkid van de familie was en eigenlijk de productie had gedaan. Er ontspon zich een levendig gesprek over productietechnieken en Martin had er duidelijk schik in. Toen na een half uur mijn tijd erop zat en de juffrouw van de platenmaatschappij binnen kwam, zei Martin dat hij graag wilde blijven zitten. 'Maar wil je John erbij halen?' En zo werd ik voorgesteld aan zijn assistent John Burgess. 'U was toch de producer van Manfred Mann en de James Bond-tune?', klapte ik er zomaar uit. Het bleek de goede vraag op het goede moment.

De twee sterproducers uit de jaren zestig startten een fascinerende tweespraak over hoe ze hun producties aanpakten. 'Het draaide er allemaal om wie het hardste kon klinken op de radio', legde Martin uit. 'Iedereen heeft het altijd over het aantal sporen waarmee we opnamen, maar het draaide om compressie en equalizing, daarmee maak je de sound. Eigenlijk gaat het om de combinatie van de stem en de compressor. Als je dat goed hebt, is de rest invulwerk.' En vervolgens kwam er een uitvoerig relaas over de instellingen op de verschillende apparaten in de studio. Supernerdy en zelfs te technisch voor Music Maker, maar bij mij ging het erin als God's woord in een ouderling.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Jan van der Plas (Katwijk, 1959) maakt kinderliedjes voor Minidisco en schrijft over muziek in OOR en Music Maker. Van hem verschenen de boeken De Muzikantengids en 50 Jaar Nederpop.