Zodra ik Groningen achter me liet, viel de Muur. De twee jaren daarvóór waren misschien niet de beste, maar wel de meest intensieve jaren van mijn muzikale activiteiten geweest, met meer dan 80 optredens in 1988. Niet met één band met professionele ambities, maar met een leuke rock and roll band en twee a-capella-groepjes. Ik zong de tenor, maar gaandeweg ontdekte ik dat ik eerder een bariton was met wat kopstemmogelijkheden. De jury van een muziekconcours in Westerbork raadde me zangles aan. Dat ging ik pas later doen en ook niet zo heel lang. Maar goed.
Mijn muzikale favorieten in die tijd zaten vooral in de hoek van de soul, de rhythm 'n blues en de doowop. De punk en de new wave waren uitgewoed, de grunge moest nog komen, maar er was al erg veel mooie muziek gemaakt in de jaren '50 en '60 die me tot dan toe was ontgaan. Dee Clark, Lilian Leach & the Mellows, de Clovers - het was geweldig. Jammergenoeg waren de uitvoerenden toen al op leeftijd en in vergetelheid geraakt, zodat je nooit naar een liveconcert kon.
In diezelfde tijd liep het VPRO-radioprogramma Nozems a Gogo. Niet dat ik daar veel naar luisterde, maar ze schreven met de regelmaat van de klok een coverwedstrijd uit. Ik herinner me dat we met de Brothel Brothers een keer deelnamen met een stampende versie van een Stones-nummer. De opname daarvan heb ik nooit kunnen terugvinden, en welk nummer het was weet ik ook niet meer. Een andere keer ging het over Lou Reed. Dat was ter gelegenheid van het verschijnen van zijn LP 'New York'. Verschillende muzikale kennissen van me gingen aan het werk. Bij het naderen van de deadline zei de toenmalige bassist en mede-liedjesschrijver van de Ziffels, José Cutileiro, tegen me dat ik ook mee moest doen. Hij wou wel helpen. Ik dacht: vooruit dan maar. Lou Reed is nooit een groot idool van me geweest, al moest ik toegeven dat 'The Bed' (van 'Berlin') mooi was. En ik had ooit zelfs één plaat van hem zelf gekocht: 'Coney Island Baby'. Lief plaatje, één van de weinige oude platen die ik niet verkocht toen het punktijd werd.
De Velvet Underground vond ik dan beter. Gelukkig mocht je ook daarvan een liedje uitkiezen - al moest dat dan waarschijnlijk wel door Lou Reed geschreven zijn. Ik stelde José voor om 'Sweet Jane' te doen, met die nooit overtroffen gitaarriff. José accepteerde mijn keuze. Sterker (wel bijzonder voor hem, bedenk ik me nu), hij stelde zich totaal in dienst van me op.
Op een avond ging ik naar José toe, in zijn kamer aan de Tuinstraat. In een hoek had hij wat opnameapparatuur staan. Ik had een basloopje bedacht, omdat ik veel bas speelde in die tijd. Ik had achtergrondkoortjes bedacht omdat ik veel zong in die tijd. Ik had een modulatie bedacht, en ik had bedacht mijn falset te gebruiken. José deed de opnametechniek en de rimshots op een snaredrum die hij had staan. Het was een genoeglijke avond.
Ik stuurde mijn inzending, op een keurige cassette, in naar Nozems a Gogo, met een ronkend, maar diep ironisch begeleidend briefje erbij waarin ik uiteenzette hoe ik het had aangepakt met de vermenging van verschillende stijlen. Ik herinner me nog een zin waarin ik het had over de 'aan Smokey Robinson herinnerende achtergrondvocalen', of iets dergelijks. Alsof popmuziek een wetenschappelijke constructie is in plaats van maar wat aanrotzooien.
Een tijdje later werd de uitslag bekend gemaakt. Tot mijn enorme verrassing was de inzending vijfde geworden, van boven, vlak na de Fatal Flowers. Daarmee was deze episode in mijn leven bijna beëindigd. Drie details moet ik nog melden. Ten eerste: ik kreeg een heuse trofee thuisgestuurd, van gips met metaalverf er op. De trofee was al in tweeën toen ik hem uitpakte, en het heeft een jaar of dertig geduurd voordat ik de goede lijm op de kop had getikt. Nog altijd staat de trofee op mijn schoorsteenmantel.
Ten tweede: Lou Reed zelf was in het land voor optredens. En hij was de jury. Dus ik heb mijn vijfde prijs gekregen rechtstreeks gekregen van de wereldberoemde artiest die ik had gecoverd. Op de radio hoorde ik hem een opmerking maken die ik op mijzelf betrok: dat hij wel vond dat mensen zich aan zijn teksten moesten houden. Precies wat ik niet gedaan had, niet omdat ik niet wilde maar omdat ik 'Sweet Jane' in sommige passages gewoon niet kon verstaan. Daar had ik op goed geluk fonetisch maar iets nagebootst.
Ten derde: naast de trofee kreeg ik nog een exemplaar van 'New York' met handtekening van de man. Ik had al gezegd dat ik geen grote fan ben, en dat geldt zeker voor 'New York'. Ik heb het cd-boekje (met de handtekening) voor mezelf gehouden en de cd aan José gegeven. Zonder hem was het er immers niet van gekomen. Dus ergens in zijn nalatenschap moet zich een exemplaar van 'New York' bevinden zonder tekstboekje. Want dat heb ik.
De cover:
De trofee: