Nijlganzen
leestijd: 5 min

Ik draag nog steeds een winterjas als ik ze 's ochtends vroeg ineens aan de waterkant zie. Elf donkerbruine, wollige nijlganzenkuikens liggen in een hoopje tegen elkaar aan. Vader nijlgans komt luid gakkend en blazend overeind, zet zijn borst uit en loopt in mijn richting. Moeder spoort haar kroost aan het water in te gaan, zo ver mogelijk uit mijn buurt. Zodra alle kuikens naar het midden van de parkvijver zwemmen, stapt ook moeder het water in. Vader gakt nog wat naar mij en voegt zich bij zijn familie.

Tien jaar geleden werd mijn net geboren zoon op mijn buik gelegd. Het was volkomen anders dan ik me het had voorgesteld. In plaats van een roze mollige baby lag er een met slijmerig bloed besmeurd wezentje met een verkreukeld gezicht en paarse vingers in mijn armen. In plaats van een licht bezwete, stralende jonge moeder tussen de witte lakens, was ik plakkerig en lag met mijn benen wijd in een behandelkamer terwijl een arts mijn uitgescheurde vagina weer aan elkaar probeerde te naaien. En het wezentje op mijn buik huilde. Hard. En het was mijn taak om het te troosten. Ik probeerde mijn tepel in het open mondje te duwen - misschien had het honger - maar dat had geen effect. Ook toen ik mijn pink aanbood, een troost die ik ervaren moeders steeds met succes had zien toepassen, bleef mijn kind huilen. Uiteindelijk zong ik. Ik zong 'Brand new key' van Melanie Safka, niet omdat ik dacht dat een pedagogisch verantwoorde keuze was, maar omdat dat het enige liedje was wat ik kon bedenken. Omdat ik vond dat ik iets moest doen. Ik was per slot van rekening zijn moeder, het was mijn verantwoordelijkheid. Het lukte maar net om boven het huilen uit te komen. Ik zong zo hard ik kon, om te voorkomen dat ik zelf ging huilen.

Elke dag loop ik hetzelfde rondje door het park, en elke dag zie ik de nijlganskuikens groeien. Vader en moeder zijn altijd in de buurt. Nauwlettend houden ze hun kroost in de gaten, speurend naar mogelijk gevaar. De kuikens zijn nu zo groot als een waterhoen en lopen met stakerige poten langs de waterkant te grazen. Zodra ik aan kom lopen, komt vader gans overeind en gakt naar me. Kennelijk vindt hij de afstand die ik houd voldoende, want zodra ik stilsta richt hij zijn aandacht weer op de kuikens. Links van hem stapt eentje steeds verder bij zijn broers en zussen vandaan. Hij graast wat en kijkt onderzoekend rond. Zijn vader waggelt onrustig tussen hem en de andere kuikens heen en weer, houdt hem goed in de gaten. Als de jonge ontdekker te ver is afgedwaald, haalt vader hem luid kwakend weer terug. Met zijn snavel omhoog draait de jonge nijlgans zich bedaard om en loopt naar zijn broers en zussen.

Mijn driejarige zoon mocht na lang zeuren op een zomerse dag voor het eerst alleen naar het speeltuintje voor ons huis. Ik had hem een flanellen bloesje aangetrokken, want misschien kreeg hij het toch te koud. Ook moest hij zijn laarzen aan voor het geval het gras nog vochtig was. Het was ongeveer tien meter lopen van onze voordeur naar de ingang van de speeltuin. Hij liep er onbevangen naartoe en keek niet één keer achterom. Ik bleef bij de voordeur buiten staan kijken hoe hij in de speeltuin op een wipkip stapte en net zoals altijd neuriënd heen en weer begon te wippen. Pas toen durfde ik op het stoepje te gaan zitten, al lukte het me niet om me te concentreren op het tijdschrift dat ik mee naar buiten had gebracht. Na een half uur riep ik hem. Hij kwam op zijn sokken weer terug gewandeld. Met zijn laarzen aan gleed hij namelijk niet snel genoeg van de glijbaan. Hij had de handen in zijn broekzakken gestoken en lachte voldaan naar me.

In het park flappert vader nijlgans wild gakkend met zijn vleugels. Ook moeder komt snaterend en blazend in beweging. Zoekend naar de oorzaak zie ik een grote kraai opvliegen vanaf de waterkant, niet ver van de grazende nijlganskuikens. Ik herken de alertheid van het nijlganzenpaar. En de drieste woede naar alles wat ik als mogelijke bedreiging van mijn zoon zie. Pestende kinderen, oneerlijke leerkrachten, maar ook de altijd haast hebbende bakfietsmoeders die hem op het zebrapad bijna van de sokken rijden, te agressief blaffende honden en vervoersbedrijf Arriva dat de buschauffeurs verzuimde te instrueren dat je fietsende kinderen niet mag inhalen op de W.A. Scholtenstraat, omdat ze dan van pure zenuwen levensgevaarlijk gaan slingeren.

Mijn zoon ergert zich aan mijn bezorgdheid, hij vindt dat ik me veel te druk maak. Ik was het ook niet van plan voordat hij geboren werd. Ik zou het allemaal anders doen. Ik vond dat de moeders die ik kende zich veel te druk maakten, veel te weinig hun hersens gebruikten als het om hun kinderen ging. Gewoon je hoofd koel houden, vond ik, dan leerde je je kinderen zelfredzaamheid. Wist ik veel dat dat gevoel van verantwoordelijkheid en de daarmee gepaard gaande verpletterende machteloosheid in mijn lijf zouden gaan zitten en dat een deel van mijn brein zou worden schoongeveegd en ingericht als gevarendetector. Dat helder denken bijna onmogelijk is als je vermoedt dat je kind in gevaar is.

De afgelopen maanden werd het park groener en de lucht warmer. In de vijver zwemt een groep nijlganzen, elf met een nog pluizige kop en twee waarvan de tekening van hun verenkleed volledig is. Die zwemmen achteraan, nog altijd om zich heen kijkend, alert op mogelijk gevaar. Nijlganzen zijn monogaam, ze blijven hun hele leven bij elkaar. Tijdens het broedseizoen leggen ze vijf tot twaalf eieren, en ze zorgen vier maanden lang voor hun jongen. Nijlganzen staan erom bekend dat ze dit opvallend agressief doen. Deze elf zullen over een paar weken, misschien zelfs over een paar dagen uitvliegen. Nu zwemmen ze nog zorgeloos en onverschrokken voor hun ouders uit, maken ze zich niet druk om overvliegende kraaien en langswandelende voorbijgangers. Maar straks, als ze geslachtsrijp zijn en zelf een nest hebben uitgebroed, zullen ze even alert hun eigen kroost grootbrengen en ze met evenveel agressie tegen mogelijk gevaar verdedigen.

Ik vraag me af wat er na hun uitvliegen met hun ouders gebeurt. Zouden die dan weer zorgeloos zijn? Hun eigen onverschrokkenheid terugvinden? Ik weet niet of ik ooit weer anders word. Het lijkt soms alsof het ene gevaar wordt afgelost door een ander. Ik ben een heel andere moeder dan ik van plan was te zijn en ik doe heel andere dingen dan ik van plan was te doen.

Ik weet niet of ik ooit weer terug kan naar zorgeloos en onverschrokken. Al weet ik ook niet zeker of ik dat nog wil.

Meer van Petra lezen? Check haar blog: Dwarssturig.

Deel dit verhaal
Sponsoren

banner-eigenzinnig-600px.jpg

Petra Neurink (Vriezenveen, 1981) verhuisde van Twente naar Groningen, verruilde kort daarna een vaste baan in de hulpverlening voor een voltijds studie aan de kunstacademie. Tekent nog steeds, schrijft meer; de onderwerpen liggen immers gewoon op straat. Woont in een klein huis tussen de elpees en de boeken. Schijnt nogal eigenwijs te zijn, maar vindt zelf van niet.